donderdag 15 januari 2015

'Gij neemt woeker, ieder van zijn volksgenoot' (Neh. 5)


Genesis 16; Matteüs 15; Nehemia 5; Handelingen 15
Toen ik universiteitsstudent was in Canada hoorde ik van onze docent geschiedenis een verhaal. Hij vertelde het met grote boosheid. Hij was net teruggekeerd van de slagvelden van Wereldoorloog II, waar hij had gezien hoe veel van zijn vrienden gedood waren. Met verlof thuis omwille van een oorlogswonde, reed hij in een bus in een belangrijke Canadese stad. Gezeten achter twee dames die er welvarend uitzagen, hoorde hij hoe een van hen tegen de andere zei ‘Ik hoop dat deze oorlog niet snel eindigt. We hadden het nog nooit zo goed.’

Er zijn bijna altijd mensen die voordeel halen uit de rampspoed van anderen, zeker in geval van oorlog. Zo was het ook in de tijd van Nehemia (Neh. 5). Zelfs terwijl er een gehoorzame inspanning werd geleverd om de stad te herbouwen, maakte de fiscale druk van die tijd, samen met de omstandigheden van hongersnood, dat de rijken op het omliggende platteland rijker werden, terwijl de armen er armer werden.

In een poging de eindjes aan elkaar te knopen verpandden de armen hun land, waarna ze het verloren; ze verkochten zichzelf of hun gezin als slaven. Vanuit Nehemia’s standpunt was slavernij slavernij; een slaaf zijn voor een mede-Jood was nog altijd een slaaf zijn. In zekere zin was het erger: Nehemia was niet alleen bekommerd om de slavernij zelf, maar ook om de morele hardheid van de rijken die profiteerden van het failliet van anderen – het gebrek aan barmhartigheid, het falen in gehoorzaamheid aan de Mozaïsche wet die woekerwinst verbood, de loutere begeerte en hebzucht.

Ze hadden duidelijk niet nóg meer nodig. Ook was dit geen kwestie van luiheid voorkomen. Welke mogelijke rechtvaardiging konden ze aanbieden voor dergelijke zakkenvullerij?

Gelukkig bleken de gewetens van deze rijke mensen gevoelig genoeg om niet opstandig te reageren toen ze vermaand werden. ‘Ze zwegen, ze wisten niet wat ze moesten zeggen’ (5:8, NBV). Uiteindelijk toonden ze zelfs berouw, gaven ze terug wat ze afnamen en hielden ze op met rente te vragen van hun broeders.

Een van de factoren die bijdroegen tot Nehemia’s geloofwaardigheid in zijn inspanningen om deze hervormingen te bewerken, was zijn eigen gedrag. Ongetwijfeld maakte het merendeel van de landvoogden in die tijd gebruik van hun machtspositie om aanzienlijke rijkdom voor zichzelf te verwerven. Nehemia weigerde zo te handelen. Hij ontving, vermoedelijk uit de centrale schatkist, een mooi loon en voldoende ondersteuning voor hemzelf en zijn staf, en daarom wees hij de mogelijkheid af zijn macht te gebruiken om bijkomende materiële steun te vragen van de lokale bevolking. Ja, het eindigt er zelfs mee dat hij velen van hen ondersteunt (5:14-18).

Gehoorzaamheid aan God, mededogen voor je naasten, beginselvastheid in het leiderschap, verbondstrouw die zich uitstrekt tot je portemonnee, berouw en herstel waar er ofwel corruptie ofwel hebzucht was – het waren allemaal waarden die belangrijker waren dan het bouwen van de muur. Was de muur herbouwd zonder dat ook het volk heropgebouwd werd, de overwinning ware klein.


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 januari uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten