woensdag 8 februari 2012

Rechtuit maar niet naïef (Mk. 11)

Genesis 41, Markus 11, Job 7, Romeinen 11

Het gesprek tussen Jezus en sommige opponenten, zoals weergegeven in Markus 11:27-33, is een van de vreemdste van de vier evangeliën. Jezus ontwijkt hun belangrijkste vraag door er zelf een te stellen, een die ze om politieke redenen niet kunnen beantwoorden. Waarom antwoordt Jezus niet eenvoudigweg op de vraag? Klinkt dit niet een klein beetje als gegoochel, of slechter nog, een kleingeestig manoeuvre voor de macht of om het laatste woord te hebben?

Aan de ene kant was de vraag van de hogepriesters, de wetgeleerden en leiders volkomen legitiem. Met welk gezag reinigt Jezus de tempelplaats, aanvaardt Hij de lof van ontelbare duizenden als Hij Jeruzalem binnengeleid wordt en predikt Hij met vast vertrouwen? Hij kan niet bogen op de autoriteit van de rabbijnse scholen, ook niet van hen die hoge kerkelijke of politieke posities bekleden. Dus welk soort gezag is dit?

Hoe had Jezus kunnen antwoorden? Had Hij verklaard dat Hij deze dingen eenvoudigweg op eigen kracht deed, dan had Hij aanmatigend en arrogant geklonken. Hij kon geen passende aardse autoriteit noemen. Had Hij blijven benadrukken dat alles wat Hij zei en deed de woorden en daden van God waren, dan hadden ze Hem kunnen pakken op grond van godslastering. Het is niet eenvoudig welk antwoord Hij naar waarheid kon geven dat hen tegelijk tevreden stelde en zijn eigen veiligheid garandeerde.

Dus antwoordt Jezus hen dat Hij hun vraag zal beantwoorden als zij een van zijn vragen willen beantwoorden: ‘De doop van Johannes, was die uit de hemel of uit de mensen? Antwoordt Mij daarop’ (11:30). Zijn gesprekspartners wegen hun mogelijke antwoorden af op basis van politieke gevolgen. Als ze zeggen ‘Uit de hemel’, overwegen ze, dan zal Hij hen veroordelen omdat ze geen discipelen van Johannes werden. Erger nog, ze kunnen er niet naast kijken dat dit ook een val is voor het antwoord op hun eigen vraag. Want uiteindelijk wees Johannes de Doper naar Jezus. Als ze toegeven dat Johannes’ dienst een hemelse verankering heeft, en Johannes wijst op Jezus, dan heeft Jezus wel degelijk hun vraag beantwoord; want ook zijn dienst moet dan de goedkeuring van de hemel wegdragen. Maar als ze zeggen ‘Uit de mensen’, dan lijden ze gezichtsverlies bij het volk bij wie Johannes populair was. Dus zeggen ze niets en verliezen ze hun recht op een antwoord van Jezus (11:31).

Twee pastorale implicaties volgen uit dit gesprek. De eerste is dat sommige mensen niet kunnen doordringen tot Jezus’ ware identiteit en dienst, zelfs wanneer ze indringende vragen lijken te stellen, omdat in werkelijkheid hun mening al gevormd is en ze eigenlijk munitie zoeken om Hem te vernietigen.

De tweede is dat een wijs antwoord soms een indirect antwoord is dat de valstrikken vermijdt en meteen de tweeslachtige perversiteit van de gesprekspartner aan het licht brengt. Hoewel christenen er normaal gezien geen doekjes moeten om winden, moeten we ook nooit naïef zijn.


Eigen vertaling van de overdenking bij 8 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998. Dit dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten