maandag 27 februari 2012

Als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen (Lk. 13)


Exodus 10, Lukas 13; Job 28; 1 Korinthiërs 14

Pilatus was een zwak en boosaardig man. Het verslag in Lukas 13:1-5 is dus volkomen geloofwaardig. De details mogen onduidelijk zijn, het algemene beeld is duidelijk genoeg. Sommige Galileeërs hadden offers gebracht: als ze Joden waren, dan moeten ze dit gedaan hebben in de tempel van Jeruzalem. Misschien waren ze betrokken bij een vleugel van de nationalistische Zelotenbeweging of werden ze als dusdanig bezien, en Pilatus beschouwde hen als een bedreiging. Hij liet hen afslachten en hun bloed vermengen met het bloed van de dieren die ze zelf als offer brachten. Als het mengen van het bloed letterlijk moet genomen worden, dan betekent dit dat Pilatus hen liet ombrengen in de tempel – heiligschennis vermengd met een bloedbad.

Wanneer dit voorval aan Jezus voorgelegd wordt om zijn commentaar erover te horen, slaat hij een richting in die zijn gesprekspartners moet verwonderd hebben. Misschien hadden sommigen verwacht dat Hij Pilatus zou afkeuren; misschien wilden anderen dat Hij commentaar zou leveren op de Zelotenbeweging; enkelen hoopten mogelijk dat Hij wat spottende aanklachten zou uiten over deze rebellen en het krijgen van hun verdiende loon. Jezus slaat geen van deze paden in. ‘Meent gij, dat deze Galileeërs groter zondaars waren dan alle andere Galileeërs, omdat zij dit lot hebben ondergaan? Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen’ (13:2-3).

Het punt dat Hij maakte kon makkelijk verloren gaan in de politieke gevoeligheden van deze tragedie, dus verwijst Jezus meteen naar een andere ramp, deze keer zonder Galileeërs, Pilatus, de tempel, offerandes of vermengd bloed. 18 mensen stierven toen een toren instortte. Jezus benadrukt dat zij niet schuldiger waren dan anderen in Jeruzalem. Eerder moet dezelfde les geleerd worden: ‘als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen’ (13:5).

Jezus’ verrassende analyse is slechts zinvol als drie dingen waren zijn:
a) Elk van ons verdient het om te komen. Als we gespaard blijven, dan is dit een genadebewijs. Wat ons zou moeten verwonderen is dat zo velen van ons zo lang gespaard blijven.
b) De dood overkomt ons allen. Onze wereld betoogt vaak dat de grootste ramp daaruit bestaat dat iemand jong sterft. Maar dit is het niet. De grootste ramp is dat we allen onder die doodstraf vallen en we allen sterven. De leeftijd waarop we sterven is slechts relatief beter of slechter.
c) De dood heeft het laatste woord over ons allen – tenzij we ons bekeren, wat ons als enige over de dood heen tot het leven leidt van het aangebroken koninkrijk.

Heb je gehoord van de miljoenen die afgeslacht zijn onder Pol Pot? Heb je gehoord van de wreedaardige slachtpartij in zuidelijk Soedan? Heb je de massagraven in Bosnië gezien? Of de beelden van het moeras in Florida waar Valujet Vlucht 592 neerstortte? Ik vertel u de waarheid: als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998. Dit dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten