Genesis 48, Lukas 1:39-80, Job 14:1, 1 Korinthiërs 2
Soms wekt slechte theologie reactionaire slechte theologie op. Omdat het rooms-katholicisme Maria gaandeweg meer titels gaf en mythes toeschreef, hebben protestanten soms gereageerd door stil te blijven over haar verbazingwekkende karakter. De aanpak van geen van beide houdt goed stand wanneer die door dit gedeelte (Lk. 1:39-80) en enkele andere waarover we zullen kunnen nadenken, wordt beproefd.
Katholieken gaven Maria titels als ‘Moeder Gods’ en ‘Koningin van de Hemel’, maar geen daarvan wordt in de Bijbel gevonden. De visie dat Maria onbevlekt werd ontvangen (en daarom zondeloos is), en dat ze net als Henoch lichamelijk in de hemel werd opgenomen en daarmee aan de dood ontsnapte, vinden in de Bijbel al evenmin enige basis. Die laatste visie werd voor de rooms-katholieken niet eerder een dogma dan in 1950. Volgens nieuwsberichten overweegt de huidige Paus of hij een andere titel, die conservatieve katholieken al voor Maria gebruiken, ook niet zou invoeren als een te belijden dogma, nl. de titel van ‘Coredemptrix’ of ‘medeverlosseres.
Maar Lukas’ getuigenis wijst in een andere richting. In Maria’s lofzang (1:46-55), traditioneel de ‘Magnificat’ genoemd (naar het Latijnse woord voor ‘verheerlijken’ of ‘grootmaken’: ‘Mijn ziel maakt groot de Here’), zegt Jezus’ moeder dat haar geest zich verblijdt in ‘God, mijn Heiland’ – wat zeker klinkt alsof ze zichzelf zag als iemand die een Redder nodig had, wat vreemd zou zijn voor iemand die onbevlekt ontvangen was. Meer, als je snel doorheen de evangeliën scant ontdek je dat Maria gedurende Jezus’ dienst geen speciale toegang had tot haar beroemde zoon, soms ook de aard van zijn missie niet begreep (bijv. 2:48-50), en nooit iemand hielp een bepaalde gunst van Jezus te verkrijgen die hij of zij ook anders niet kon krijgen. Ja, het eenduidig getuigenis van de Schrift is dat mensen tot Jezus moeten gaan. Jezus zegt: ‘Kom tot Míj, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ík zal u rust geven’ (Mt. 11:28). Hij zegt niet: ‘Kom tot mijn moeder’. Hij alleen is de ware Middelaar tussen God en mensen.
Niettemin is Maria helemaal prachtig als een voorbeeld van vele deugden (zoals bijvoorbeeld ook Jozef dat is in Genesis 37-50). Ze aanvaardt haar verbazingwekkende rol onderdanig en onverstoorbaar, zeker als je bedenkt wat het aanvankelijk voor haar reputatie heeft betekend (1:34-38). Tweemaal noemt Elisabeth haar ‘gezegend’ (1:42, 45), d.w.z. door God aangenomen; de bovennatuurlijke erkenning van de superioriteit van de Zoon van Maria boven de zoon van Elisabeth (1:41-45) was ongetwijfeld een van de dingen die Maria in haar hart overwoog (2:19). Maar geen van deze dingen stijgen Maria naar het hoofd: zijzelf erkent dat haar ‘gezegend’-zijn niet gebaseerd is op haar intrinsiek superieur zijn, maar op Gods (‘de Machtige’) gedenken van haar ‘lage staat’ en zijn keuze om ‘grote dingen’ voor haar te doen (1:48-49). Zij focust in de ‘Magnificat’, zoals ook wij dat moeten doen, op de trouw van God die nu de zo lang beloofde verlossing brengt (1:50-55).
Eigen vertaling van de overdenking bij 15 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998. Dit dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten