vrijdag 10 februari 2012

Met Gods ogen naar onze cultuur kijken (Mk. 13)


Genesis 43, Markus 13, Job 9, Romeinen 13

Christenen waren het vaak oneens over de precieze uitleg van Markus 13. Maar welke meningsverschillen ook opdoken, we kunnen niet naast het verbazingwekkende contrast kijken tussen de manier waarop de discipelen naar het tempelcomplex kijken en de manier waarop Jezus zelf dit doet.

De discipelen zijn onder de indruk van de stenen en gebouwen: ‘zie, welke stenen en welke gebouwen’ (13:1). Het is de architectuur, het product van de menselijke creativiteit en het menselijk vernuft, die hun aandacht trekt. Maar Jezus bekijkt het op een ander vlak. Hij staat stil bij de patronen van slechtheid in deze wereld, de valse religieuze aanspraken, de vervolging van zijn discipelen, het oordeel dat komt. Hij voorziet oordeel voor de stenen en het gebouw: ‘Er zal geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken’ (13:2). Het zal nog een goede veertig jaren duren eer deze voorzegging letterlijk wordt vervuld.

Dit gedeelte roept herinneringen op aan een ander. In Handelingen 17:16 e.v. bevindt Paulus zich in Athene. Zijn reactie op de stad is treffend. Lucas zegt niet dat Paulus onder de indruk was van de spectaculaire architectuur, van de geschiedenis van loutere wetenschap, van de literatuur die zijn inwoners hadden voortgebracht, of van de heerlijkheid van zijn erfgoed. Ver van dat. Paulus keek rond in deze eerbiedwaardige oude stad en zijn geest werd ‘in hem geprikkeld, toen hij zag, dat de stad zo vol afgodsbeelden was’ (17:16).

In geen van beide gevallen – noch in Jezus’ inschatting van Jeruzalem, noch in die van Paulus wat betreft Athene – was de analyse oppervlakkig. Beide keren rekende de evaluatie met zaken zoals ze er vanuit Gods perspectief uitzagen. Wie onder de indruk is van machtige bouwwerken en spectaculaire menselijke verwezenlijkingen doet er goed aan om het verslag van de torenbouw van Babel nog eens te overdenken (Gen. 11). Ongetwijfeld waren er toen ook sommigen onder de indruk van het bouwwerk. Maar God, die keek naar het menselijke hart en de redenen voor het gebouw, zag het als nog maar eens een staaltje van ondraaglijke eigendunk.

Op heel gelijklopende wijze worden wij er ook toe opgeroepen om onze cultuur te verstaan en te beoordelen vanuit Gods perspectief. Omdat mensen geschapen zijn naar het beeld van God, kunnen we veel doen dat waardevol en bewonderenswaardig is. Theologisch gesproken is dit het resultaat van ‘algemene genade’. Maar het is mogelijk om veel te veel onder de indruk te zijn van rijkdom, macht, architectuur, roem, wetenschap, fysieke moed of technologie, met als gevolg dat we niet meer verder nadenken over de morele en geestelijke dimensies van de wereld rondom ons. We kunnen de glorie zien en blind blijven voor de schande; we kunnen menselijke verwezenlijkingen zien en de onderliggende afgoderij verwaarlozen; kortom: we kunnen onder de indruk zijn van al wat indruk maakt op Gods gevallen beelddragers, maar tekortschieten in het beoordelen van deze werkelijkheden in het licht van het kruis en in het licht van de eeuwigheid. We zouden er veel beter aan doen om de voorbeelden van Jezus en Paulus te volgen.



Eigen vertaling van de overdenking bij 10 februari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998. Dit dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I.

Bron afbeelding
Bron afbeelding 2

Geen opmerkingen:

Een reactie posten