maandag 26 mei 2014

Vluchten naar de vrijstad (Num. 35)

Numeri 35; Psalm 79; Jesaja 27; 1 Johannes 5
Toen plannen werden ontvouwd om het Beloofde Land te verdelen onder de twaalf stammen, was dat uitgezonderd Levi. De Levieten werd gezegd dat God hun erfdeel was: zij zouden geen gebied voor hun stam ontvangen, maar zouden worden ondersteund door de tienden die werden bijeengebracht door de overige Israëlieten (Num. 18:20-26).

Hoe dan ook moesten ze ergens kunnen leven. Dus schreef God voor dat elke stam een aantal steden zou afstaan aan de Levieten, samen met de omliggende weilanden voor hun vee (Num. 35: 1-5).

Aangezien de Levieten het volk de wet van God moesten leren, bovenop hun taken in verband met de tabernakel, hadden deze regelingen rond het land het bijkomende voordeel de Levieten onder het volk te verspreiden, waar ze het meeste goed konden doen. Bovendien moesten hun verspreide weidelanden altijd in Levitische handen blijven (Lev. 25:32-34).

De andere bijzondere regeling rond het land die in dit hoofdstuk wordt ingesteld is de toewijzing van zes ‘vrijsteden’ (35:6-34). Die moesten worden gekozen uit de achtenveertig steden toegewezen aan de Levieten, drie aan de ene zijde van de Jordaan en drie aan de andere.

Wie dan iemand doodde, met of zonder opzet, kon naar een van deze steden vluchten en tegen de toorn van de familiewrekers beschermd zijn. In een tijd waarin bloedvetes niet ongewoon waren, had dit het effect van het koelen van de atmosfeer tot het officiële rechtssysteem de schuld of onschuld van de doder kon bepalen.

Indien schuldig bevonden met niet te weerleggen bewijs (35:30), dan moest de doodslager zeker worden gedood. Je herinnert je het principe bepaald in Genesis 9:6: wie mensen vermoordt, die naar het beeld van God zijn gemaakt, hebben een zo zware misdaad begaan dat de ultieme straf wordt opgelegd. De logica is hier niet een van afschrikking maar van waarden (vgl. Num. 35:31-33).

Was, aan de andere kant, het doden een ongeval en de doodslager daarom onschuldig aan moord, kan hij niet gewoon worden vrijgesproken en naar huis gezonden, maar moet hij in de vrijstad blijven tot aan de dood van de hogepriester (35:25-28).

Alleen op dat moment kon de doodslager naar zijn voorouderlijke eigendom terugkeren en een gewoon leven hervatten. Wachten op de dood van de hogepriester kon een zaak van dagen maar ook van tientallen jaren zijn. Indien er geruime tijd overging, kon die dienen om de bloedwrekers van de familie van het slachtoffer tot bedaren te laten komen. Maar die gedachtegang komt in de tekst niet voor.

Waarschijnlijk waren er twee redenen voor deze bepaling dat de doodslager in de vrijstad moest blijven tot de dood van de hogepriester.

(1) Zijn dood betekende het einde van een tijdperk en het begin van een ander.

(2) Belangrijker nog: het is mogelijk dat zijn dood symboliseerde dat iemand moest sterven om te betalen voor de dood van een van Gods beelddragers. Christenen weten waarheen deze redenering leidt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 26 mei uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten