dinsdag 20 mei 2014

Het raadsel van de voorspoed der goddelozen (Ps. 73)


Numeri 29; Psalm 73; Jesaja 21; 2 Petrus 2

Maar weinig psalmen hebben grotere steun geboden aan mensen die zich het hoofd breken over de aanhoudende duidelijke voorspoed van de goddelozen dan Psalm 73.

Asaf vangt aan met een paar provocatieve zinnen: ‘Waarlijk, God is goed voor Israël, voor hen die rein van hart zijn’. Is de gekozen parallel een hint dat het volk Israël de reinen van hart zijn? Weinig waarschijnlijk: het strookt niet met de geschiedenis en al evenmin met deze psalm.

De tweede zin moet dan een restrictie zijn op de eerste. Moeten zij die niet rein van hart zijn worden gelijkgesteld met de goddelozen die zo uitvoerig worden beschreven in deze psalm?

Misschien wel, maar wat treffend is, is dat de volgende zinnen niet het boze van de goddelozen beschrijven, maar de zonde van Asafs eigen hart. Zijn eigen hart was niet zuiver toen hij ‘de voorspoed van de goddelozen’ aanschouwde (73:3).

Hij was afgunstig op hen. Blijkbaar vrat die afgunst zodanig aan hem dat hij zelfs gevaar liep zijn volledige morele en religieuze evenwicht te verliezen: ‘bijkans waren mijn voeten afgeweken’ (73:2).

Wat Asaf aan de goddelozen aantrok was hoe zo velen van hen een toonbeeld van sereniteit, goede gezondheid en geluk lijken (73:4-12). Zelfs hun arrogantie heeft zijn aantrekkelijke kanten: ze lijkt hen boven anderen te plaatsen. Hun rijkdom en macht maken hen populair.

In het ergste geval negeren ze God, blijkbaar totaal immuun voor vrees. ‘Altijd onbezorgd vermeerderen zij het bezit’ (73:12), zo lijkt het.

Dus misschien levert rechtvaardigheid geen enkel voordeel op: ‘Maar tevergeefs heb ik mijn hart rein gehouden, mijn handen in onschuld gewassen’ (73:13).

Asaf kon zichzelf niet echt tot die stap bewegen: hij erkende dat het een vreselijke afvalligheid zou hebben betekend tegenover ‘het geslacht uwer kinderen’ (73:15) – blijkbaar het volk van God tegenover wie Asaf loyaliteit voelde en voor wie hij, als leider, de last van verantwoordelijkheid torste.

Maar al zijn overwegingen waren ‘een kwelling’ voor hem (73:16), tot hij drie diepzinnige inzichten verkreeg.

Ten eerste zullen de goddelozen op lange termijn worden verdelgd. Toen Asaf het heiligdom binnenging, lette hij op het ‘einde’ (73:17-19, 27) van degenen van wie hij afgunstig werd, en de afgunst verdween.

Ten tweede bezit Asaf zelf, in lijn met allen die God waarlijk kennen en in afhankelijkheid van Hem wandelen, zoveel meer dan de goddelozen – zowel in dit leven als in het leven dat nog volgt. ‘Nochtans zal ik bestendig bij U zijn’ zo jubelt Asaf; ‘Gij hebt mijn rechterhand gevat; Gij zult mij leiden door uw raad, en daarna mij in heerlijkheid opnemen’ (73:23-24).

Ten derde ziet Asaf nu zijn bitterheid als de lelijke zonde die ze in werkelijkheid is (73:21-22), en neemt hij zich voor om dicht bij God te leven en al Gods daden bekend te maken (73:28).


Eigen vertaling van de overdenking bij 20 mei uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten