donderdag 1 mei 2014

De Levieten: Gods geschenk aan het volk (Nm. 8)


Numeri 8; Psalm 44; Hooglied 6; Hebreeën 6
Voor ze hun taken voor het eerst vervulden, werden de Levieten apart gezet via een ritueel dat God zelf instelde ‘om hen te reinigen’ (Num. 8:5-14). We staan hier niet stil bij de details, maar zullen nadenken over de theologische motivering die God geeft om zaken op deze manier te bepalen.

Een deel ervan hebben we al eerder gehoord: dit is bij wijze van herhaling. God zelf geeft aan: ‘Ik heb hen voor Mij genomen’ (8:16), d.w.z. hij koos de Levieten ‘uit het midden van de Israëlieten’ (8:6) om in het bijzonder voor Hem te zijn, ‘in de plaats van alles wat het eerst uit de moederschoot voortkomt, van alle eerstgeborenen onder de Israëlieten’ (8:16).

De motivering wordt herhaald: dit stamt uit de uittocht, van het eerste pascha, toen de eerstgeborenen van de Egyptenaren omkwamen, maar niet de eerstgeboren zonen van Israël (8:17-18).

Maar nu wordt een nieuw element geïntroduceerd. God heeft de Levieten ‘genomen’ om op bijzondere wijze van Hem te zijn, en nadat Hij hen zo ‘nam’, heeft Hij hen ook ‘gegeven’ als ‘geschonkenen’ aan Aäron en zijn zonen, de hogepriesters, ‘om de dienst der Israëlieten bij de tent der samenkomst te verrichten, en om verzoening te doen over de Israëlieten, opdat er geen plaag zij onder de Israëlieten, wanneer de Israëlieten tot het heilige zouden naderen’ (8:19). Dus heeft God hen ‘genomen’ en dan ‘gegeven’ aan zijn volk.

Formeel gezien heeft God hen natuurlijk ‘gegeven’ aan Aäron en zijn zonen, maar aangezien het werk dat de Levieten verrichten bedoeld is voor het welzijn van geheel Israël, kun je stellen dat God de Levieten op een bepaalde manier aan het hele volk schonk. Het patroon wordt 10 hoofdstukken verder opnieuw uiteengezet (Num. 18:5-7). God zegt aan Aäron: ‘Zie, Ik zelf heb uw broederen, de Levieten, uit de Israëlieten genomen als een geschenk voor u’ (18:6).

De nieuwtestamentische parallel die hier het dichtst bij aanleunt vind je in Efeziërs 4. Door zijn dood en opstanding, zo staat er over Jezus Christus, voerde Hij ‘krijgsgevangenen mede, gaven gaf Hij aan de mensen’ (Ef. 4:8).

De woorden worden duidelijk geciteerd uit Psalm 68:19, waar de Hebreeuwse tekst zegt dat God gaven in ontvangst nam onder de mensen [van opstandige mensen, NBV].

Maar er is terecht geargumenteerd dat Psalm 68 thema’s veronderstelt zoals die in Numeri 8 en 18, en dat Paulus in elk geval zowel Numeri als Psalm 68 samenbrengt om een punt duidelijk te maken. Onder het nieuwe verbond heeft Christus Jezus ons door zijn overwinning gevangen, en aan ieder van ons (Ef. 4:7) heeft Hij genade toebedeeld en ons dan terug over de kerk uitgegoten als zijn ‘gaven aan de mensen’ (Ef. 4:8).

Dit is hoe we onszelf moeten beschouwen. We zijn Christus’ gevangenen, genomen uit het ras van opstandige beelddragers en nu uitgegoten als Gods geschenken, Gods ‘gaven aan de mensen’. Dit voegt aan onze gehele dienst een onvoorstelbare waardigheid toe.


Eigen vertaling van de overdenking bij 1 mei uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten