dinsdag 13 mei 2014

Offer niet je onafhankelijkheid op het altaar van materiële voorspoed (Num. 22)


Numeri 22; Psalmen 62-63; Jesaja 11-12; Jakobus 5

Onlangs werd ik opgebeld door een man die me vertelde dat hij mij op zijn loonlijst wilde als zijn persoonlijke theoloog. Wanneer hij me dan zou opbellen of schrijven, zou ik moeten proberen zijn vragen te beantwoorden.

Ik nam de moeite niet te vragen welk bedrag hij in gedachten had. Al evenmin wil ik zijn motieven in vraag stellen: hij wilde me mogelijk wel helpen of zelfs eer bewijzen, of gewoon zijn deel van de weg betalen. Maar wetende hoe snel mijn eigen motieven bedorven kunnen raken, vertelde ik hem dat er geen sprake van kon zijn dat ik een dergelijke overeenkomst met hem zou sluiten.

Predikers zouden zichzelf niet moeten zien als betaald voor wat ze doen. Veeleer worden ze ondersteund door Gods volk opdat ze vrij zouden zijn om te dienen. Indien hij me schreef of belde en vragen stelde, zou ik met plezier mijn best doen om te antwoorden, waarbij ik de criteria zou hanteren die ik telkens gebruik om af te wegen of ik al dan niet de ontelbare vragen die ik elk jaar krijg moet beantwoorden.

Numeri 22 begint met het verslag over Bileam. Zijn geschakeerde leven heeft ons veel te leren, maar de les die in het eerste hoofdstuk naar voor komt is hoe gevaarlijk het is voor een prediker of een profeet, om onafhankelijkheid te offeren op het altaar van materiële voorspoed. Vroeg of laat zal de liefde voor het geld het dienstwerk aantasten.

Dat Bileam een profeet van God was, toont dat er nog altijd mensen rondliepen die een zekere echte kennis van de enige ware God bezaten. De roeping van Abraham en de opkomst van het Israëlische volk betekende niet dat er niet ook anderen waren die de enige soevereine Schepper kenden: getuige Melchizedek (Gen. 14).

Bovendien was het duidelijk dat Bileam een bepaalde krachtige profetische gave bezat: bij gelenheden sprak hij echte orakels van God. Hij wist genoeg over die mysterieuze gave om te vatten dat ze niet aan en uit kon worden gezet, en dat als hij een ware godsspraak overbracht, hij zelf de inhoud ervan niet kon bepalen. Hij kon slechts doorgeven wat God hem te zeggen gaf.

Maar dit weerhield er hem niet van om Balaks geldelijk aanbod te begeren. Balak zag Bileam als een soort halfmagisch personage, te vergelijken met een voodoobeoefenaar, iemand die kwam en een vloek legde op de gehate Israëlieten.

Onomwonden verbood God Bileam om met Balak mee te gaan, want hij heeft het volk gezegend dat Balak wil vervloekt zien. Bileam zeurt tegen God; God geeft toe en laat Bileam gaan, maar alleen op voorwaarde dat hij slechts doet wat God hem vertelt (22:20).

Tegelijkertijd veroordeelt God Bileam, want dat hij wil gaan komt voort uit een hebzuchtig hart. Alleen de wonderlijke gebeurtenis met de ezel bewerkt voldoende vrees in hem opdat hij inderdaad zal waken over zijn tong (22:32-38).

Val nooit zo diep dat je marchandeert met het Woord van God.


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 mei uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten