Numeri 36; Psalm 80; Jesaja 28; 2 Johannes
We maken voor het eerst kennis met Selofchad en zijn dochters in Numeri 27:1-11. Normaliter verloopt het erven via de zonen. Maar Selofchad had geen zonen, alleen vijf dochters: Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirsa. Selofchad behoorde tot de generatie die omkwam in de woestijn.
Waarom, zo vroegen de dochters aan Mozes, zou deze familielijn niet kunnen erven louter omdat haar nakomelingen allemaal vrouwelijk waren? Mozes, zo wordt ons verteld, bracht ‘haar rechtsvraag voor het aangezicht des HEREN’ (27:5).
De Here richtte niet alleen ten gunste van de vraag van de dochters, maar voorzag ook in een rechtsinzetting die deze beslissing regulariseerde voor vergelijkbare zaken in Israel (27:8-11).
Maar een nieuwe verandering aan deze inzetting duikt op in Numeri 36. De familiehoofden van Manasse, waartoe de Selofchad-familie behoort, vragen wat er zal gebeuren als de dochters huwen met Israëlieten van buiten hun stam.
Ze brengen hun erfdeel in het huwelijk in en dit zou overgaan op hun zonen, maar hun zonen zouden bij de stam van hun vader horen – en zo kon er doorheen de eeuwen een grote herverdeling van stamgebieden plaatsvinden die ook grote ongelijkheden onder de stammen kon veroorzaken.
Ook op dit punt is het de Here zelf die uitspraak doet (36:5). ‘ … het erfdeel zal niet van de ene stam op de andere overgaan, maar de Israëlieten zullen vasthouden, ieder aan zijn eigen erfdeel’ (36:9). De juiste weg voor de Selofchad-dochters was dus te trouwen met mannen uit hun eigen stam – een regeling waar de Selofchad-dochters blij mee instemmen (36:10-12).
Als dit botst met onze gevoeligheden, moeten we goed overwegen waarom.
(1) Pragmatisch gezien kunnen zelfs wij niet trouwen met gelijk wie: we huwen bijna altijd binnen onze eigen zeer gelimiteerde kennissen- of vriendenkring. Zo ook in Israël: de meeste mensen zouden willen binnen hun stam trouwen.
(2) Wat belangrijker is: we hebben de Westerse vooringenomenheid overgenomen ten gunste van het individualisme (‘ik trouw met wie ik maar wil’) en van het verliefd worden [Eng. ‘falling in love’] (‘we konden er niets aan verhelpen, het overkwam ons gewoon en we werden verliefd’). Ongetwijfeld zijn er voordelen aan deze sociale conventies, maar dit is slechts wat ze zijn: louter sociale conventies.
Voor het grootste deel van de wereldbevolking worden huwelijken ofwel geregeld door de ouders of, nog vaker, minstens uitgewerkt met veel meer actieve goedkeuring door de familie dan in het westen.
Op welk punt gaat onze liefde voor vrijheid op in individualistische zelfgerichtheid, met weinig zorg voor de ruime familie en cultuur – of in dit geval voor Gods genadige verbondsstructuur, die voorzag in een gelijkmatige verdeling van land?
We leven natuurlijk in onze eigen cultuur en onder een nieuw verbond. En ook wij vallen onder Bijbelse restricties met betrekking tot wie we huwen (bijv. 1 Kor. 7:39). Maar belangrijker nog: we moeten de vreselijke afgoderij vermijden van de gedachte dat het heelal naar onze pijpen moet dansen.
Eigen vertaling van de overdenking bij 27 mei uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten