woensdag 22 januari 2014

Wat denkt u van de Christus? (Mt. 22)

Genesis 23; Matteüs 22; Nehemia 12; Handelingen 22
De slotverzen van Matteüs 22 (Mat. 22:41-46) bevatten een van de meest intrigerende gesprekken uit de evangeliën. Jezus pareerde net succesvol een reeks lastige vragen die eerder bedoeld waren om Hem in de val te lokken of te vernederen dan om de wijze antwoorden te ontlokken die Hij in werkelijkheid geeft. Nu stelt Jezus zelf een vraag: ‘Wat dunkt u van de Christus [d.w.z. de Messias]? Wiens zoon is Hij?’ (22:42).

Sommige Joden dachten dat er twee Messiassen zouden zijn – een uit de lijn van David (de stam Juda) en een uit de stam van Levi. Maar het hoeft niet te verwonderen dat de farizeeën hier het juiste antwoord geven: ‘Davids Zoon’ (22:42).

Maar dan gooit Jezus zijn bommetje: ‘Hoe kan David Hem dan door de Geest zijn Here noemen, als hij zegt: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb’ (22:43-44).

Jezus citeert hier Psalm 110, die door het opschrift geïdentificeerd wordt als een psalm van David. Had slechts een hoveling de psalm geschreven, dan had men onder zijn beschrijving ‘De Here heeft gezegd tot mijn Here’ begrepen dat hij wilde zeggen: De Here [God] heeft gezegd tot mijn Here [de koning]’.

In feite is dit ook hoe veel liberale uitleggers de psalm interpreteren – dit betekent dan natuurlijk dat ze moeten negeren wat het opschrift zegt. Maar als Dàvid de psalm schreef, dan moet de ‘mijn Here’ die hij aanspreekt, iemand anders zijn dan hijzelf.

De uitleg die door de jaren heen door veel bijbelstudenten, zowel Joden als Christenen, wordt gegeven is correct: David, die ‘door de Geest’ een zogenaamde profetische psalm schrijft (d.i. een godsspraak, een profetie die rechtstreeks door de Geest wordt ingegeven), verwijst naar de Messias die zou komen: ‘De Here [God] heeft gezegd tot mijn Here [de Messias]’. En wat hij zei in de rest van de psalm, bevestigt Hem tegelijk als universeel koning en volmaakt priester.

In een tijd waarin familiale hiërarchie betekende dat de zoon altijd gezien werd als in zekere mate ondergeschikt aan de vader, maakt Jezus nu zijn punt af: ‘Indien David Hem [d.i. de Messias] dus Here noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?’ (22:45).

De implicaties zijn verbijsterend. De Messias uit de lijn van David zou aan de ene kant ongetwijfeld Davids zoon zijn, weliswaar met een millennium van David gescheiden, maar niettemin in de troonsopvolging. Maar aan de andere kant zou Hij zo groot zijn dat zelfs David Hem moet aanspreken met ‘mijn Here’.

Elk ander beeld van de Messias is te klein, te reductionistisch. De Oudtestamentische teksten wezen generaties vroeger al in de juiste richting. Maar er zullen altijd mensen zijn die de simplificaties van het reductionisme verkiezen boven de diepgang van de openbaring in de hele Bijbel.


Eigen vertaling van de overdenking bij 22 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten