maandag 6 januari 2014

Vrome daden kunnen in werkelijkheid net het tegenovergestelde zijn

Genesis 6, Matteüs 6, Ezra 6, Handelingen 6

De eerste drie delen van Matteüs 6 (dat zelf het centrale hoofdstuk vormt van de Bergrede) behandelen 3 fundamentele daden van vroomheid in het judaïsme: geven aan de behoeftigen (traditioneel ‘aalmoezen geven’ genoemd), gebed, en vasten (Matt. 6:1-18).

Het gemeenschappelijk verband is treffend: Jezus erkent hoe makkelijk het voor zondaars is om zich te engageren in waardevolle, menslievende en zelfs religieuze activiteiten, minder om te doen wat goed is dan om bewonderd te worden voor dit goed doen.

Als worden gezien als vrijgevig belangrijker is dan vrijgevig zijn, als een reputatie van bidder belangrijker is dan bidden wanneer alleen God je hoort, als vasten iets is waar we ons alleen aan wijden als we er slinks mogen over praten, dan worden deze vrome daden net het tegenovergestelde.

De beste manier om te ontdekken hoe betrouwbaar we zijn op elk van deze terreinen is om die daden zo in het verborgen te doen dat niemand behalve God er van weet. Dus wees vrijgevig, maar vertel niemand wat je geeft (6:1-4). Sta erop dat zelfs de ontvangers er discretie over bewaren. Bid veel meer in het verborgen dan je dit publiek doet (6:5-8). En alsjeblieft, vast – maar vertel het aan niemand (6:16-18).

Voor het middelste punt van deze drie traditionele vroomheidsdaden is er een verdere test: onderneem geen pogingen om je hemelse Vader vergeving te vragen als je zelf onwillig bent om te vergeven (6:14-15).

Bij elk van deze drie traditionele vroomheidsdaden wordt het ware christelijke leven gekenmerkt door een eenvoudig maar oprecht verlangen om God te behagen, en niet door de drang naar uiterlijk vertoon, die er in werkelijkheid meer belang aan hecht om bij anderen de indruk te wekken dat we God behagen.

De laatste twee delen van het hoofdstuk gaan voort met het onderzoeken van onze diepste motieven.

(1) In het eerste deel draagt Jezus ons op om schatten te verzamelen in de hemel, want onze harten zullen onvermijdelijk naar onze schatten uitgaan. Wat we uiteindelijk kostbaar achten zal aan onze ‘harten’ trekken – onze beroemdheden, onze dromen, onze tijd, onze verbeelding, wie we diep van binnen zijn – en we zullen ze najagen.

Dat ding wordt onze God. Als hetgeen we waardevol achten louter materieel is, is materialisme onze god. Maar als alles wat we koesteren het meest behoort tot de eeuwige sfeer, dan zal ons hele wezen najagen wat van eeuwigheidswaarde is.

(2) In het tweede deel vertelt Jezus ons dat een oprechte en trouwe relatie met God weigert om zich over te geven aan eindeloze, nodeloze bezorgdheid. We kunnen God vertrouwen – zijn wijsheid, zijn goedheid, zijn voorzienige beschikkingen – zelfs in deze gebroken, boze wereld. Hem niet vertrouwen verraadt het heidense karakter van onze harten.

Kortom: zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid (6:33).


Eigen vertaling van de overdenking bij 6 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten