dinsdag 14 januari 2014

En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid (Gen. 15)


Genesis 15, Matteüs 14, Nehemia 4, Handelingen 14
Gods tijdschema is zo anders dan het onze. Abram wil een zoon en hij heeft het gevoel dat zijn tijd opraakt; God voorziet een geslacht met vele miljoenen afstammelingen. Abram heeft het gevoel dat zijn levenseinde nadert terwijl er maar weinig is bereikt van Gods doel met zijn roeping uit Ur der Chaldeeën; God ziet de volledige loop van de heilsgeschiedenis.

Wat God in Genesis 15 doet, is Abraham beloven dat zijn nageslacht talrijk zal zijn. Aan de ene kant is Gods belofte genoeg: ‘ En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid’ (Gen. 15:6).

Abrams geloof is eenvoudig en diep: hij geloofde Gods beloften, terwijl hij God op zijn woord vertrouwde. En dit geloof werd, in Gods ogen, hem als gerechtigheid toegerekend. Dit betekent niet dat Abram spaarpunten kreeg omdat hij dergelijk rechtvaardig geloof aan de dag legde.

De idee is eerder dat God van zijn beelddragers gerechtigheid vereist, wat Hij altijd heeft vereist– maar wat Hij met dit zondige mensengeslacht aanvaardt en het bestempelt als gerechtigheid, is geloof, geloof dat onze afhankelijkheid van God erkent en God op zijn woord vertrouwt. Dit geloof van Abram is hetgeen hem tot ‘vader’ maakt van hen die uit het geloof zijn (Rom. 4; Gal. 3).

Maar hoe echt dit geloof ook is, toch heeft Abram moeite om zich sommige details van Gods belofte te kunnen voorstellen. God vertelt hem over een tijd waarin zijn nakomelingen het hele land rond hem zullen bezitten en Abram slaat aan het wankelen en vraagt een teken (Gen. 15:8).

Heel genadig willigt God die vraag in: in een visioen mag Abram zien hoe God met hem in een verbond treedt. Waarschijnlijk staan de stukken van de dieren waartussen ‘een rokende oven met een vurige fakkel’ doorging (Gen. 15:17), voor een manier van uitdrukken dat ‘wie tot dit verbond toetreden op dezelfde manier mogen uiteengerukt worden als ze de voorwaarden van dit verbond met voeten treden’.

Wat een visionaire daad van goedheid is om Abrams geloof te verankeren is tegelijk een gelegenheid voor Gods langetermijnplannen, zijn vaste referentiekader: Hij stelt zijn verbond in met Abram en zijn nageslacht, een verbondsrelatie waarin christenen vandaag toetreden (Gal. 3:6-9).

Er rest ons in dit hoofdstuk nog één lijn die Gods langetermijnvisie op dingen weergeeft. Een reden waarom Abram nog niet meteen kan beginnen het Beloofde Land in te nemen, is dat ‘de maat van de ongerechtigheid der Amorieten niet vol’ is (Gen. 15:16).

Gods soevereine timing stemt zo goed overeen met zijn morele gevoeligheden dat tegen de tijd dat de kinderen van Abraham klaar zijn om het Beloofde Land in te nemen, de bewoners van dat land zodanig in verval zullen zijn gezonken dat het oordeel over hen moet uitgeoefend worden. Die tijd komt, zo zegt God, maar in dit hoofdstuk is het nog niet zover.


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten