zaterdag 25 januari 2014

Schaap of bok? (Mt. 25)


Genesis 26, Matteüs 25, Esther 2, Handelingen 25
De parabel van de schapen en de bokken (Mat. 25:31-46) vestigt onze aandacht op de hongerigen, de dorstigen, de naakten, de zieken en de gevangenen. Hij spreekt boekdelen voor ons in een cultuur waarin de armen, ellendigen en ongelukkigen makkelijk kunnen worden genegeerd of naar de buitenkant van onze blik gedrukt.

Hier verklaart Jezus, de Mensenzoon en Koning: ‘Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan’ (25:40; vgl. vers 45). Betekent dit niet dat we op de een of andere manier Christus dienen wanneer we de noodlijdenden dienen? Wordt dit dan niet een kenmerk – misschien zelfs hét onderscheidende kenmerk – van ware volgelingen van Jezus Christus?

Dit is in ieder geval hoe deze gelijkenis gewoonlijk wordt uitgelegd. Aan de ene kant ben ik terughoudend om die uitleg in vraag te stellen, omdat het altijd belangrijk is voor wie de levende God kennen en volgen om hun leven in God te tonen op het terrein van mededogen, dienstbetoon en zelfverloochening. De Bijbel heeft op andere plaatsen zeker heel wat te zeggen over zorg voor de armen.

Maar het is eerder onwaarschijnlijk dat dit de focus is van deze gelijkenis. Een andere klassieke stroming in de uitleg van dit gedeelte is veel waarschijnlijker. Twee elementen in de tekst verduidelijken de zaak.

Ten eerste benadrukt Jezus dat wat door ‘de schapen’ werd gedaan werd, of niet werd gedaan door ‘de bokken’, werd gedaan ‘aan één van deze mijn minste broeders’ (25:40; vgl. vers 45). Er is overvloedig bewijs dat deze uitdrukking niet verwijst naar iedereen die lijdt, maar naar Jezus’ volgelingen die lijden.

De nadruk ligt niet op mededogen in het algemeen (hoe belangrijk dit elders in de Schrift ook is), maar op hen die mededogen hebben bewezen aan de volgelingen van Jezus die hongerig, dorstig, naakt, ziek of gevangen zijn.

Ten tweede zijn zowel de schapen als de bokken (25:37, 41, 44) verrast wanneer Jezus zijn verdict kenbaar maakt over de manier waarop ze ‘deze mijn minste broeders’ hebben behandeld. Als Jezus zou verwijzen naar een algemeen of generiek mededogen, dan kun je je moeilijk voorstellen dat ook maar iemand zo verrast zou zijn als hier.

Het punt is dat het Jezus’ identificatie met deze mensen die wel (of niet) werden geholpen de kwestie is waar het om draait – en dit is een vast kenmerk in bijbels geloof. Bijvoorbeeld wanneer Saulus (Paulus) christenen vervolgt, vervolgt hij Jezus (Hd. 9:4).

Ware volgelingen van Jezus gaan tot het uiterste om andere volgelingen van Jezus te helpen, vooral de zwakken en meest verachten onder hen; anderen voelen niet de minste betrokkenheid op dit vlak. Dit is wat de schapen en de bokken scheidt (25:32-33).

Dus hoe behandel jij andere christenen, zelfs de geringsten van Jezus’ broeders?


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 januari uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten