woensdag 31 oktober 2012

Leven in de laatste dagen (2 Tim. 3)



2 Koningen 13, 2 Timotheüs 3, Hosea 5-6, Psalm 119:145-176
Leven in ‘de laatste dagen’ (2 Tim. 3) klinkt niet bijzonder aantrekkelijk: ‘want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, liefdeloos, trouweloos, lasteraars, onmatig, onhandelbaar, afkerig van het goede, verraderlijk, roekeloos, opgeblazen, met meer liefde voor genot dan voor God, die met een schijn van godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben; houd ook dezen op een afstand’ (3:2-5).

Onophoudelijke zonde van wellust gaat gepaard met toenemende kennis die in die mate gelinkt is met een verdorven epistimologie (kennisleer) dat mensen de waarheid niet kunnen erkennen (3:6-7). Dit is wat het betekent te leven in ‘de laatste dagen’.
De directheid van de waarschuwing voor Paulus’ lezers is een van de vele signalen dat Paulus gelooft dat deze ‘laatste dagen’ lopen vanaf Christus’ hemelvaart tot aan zijn terugkeer.

Dus wat moeten we hieraan doen?

Ten eerste moeten we vastberaden de beste mentoren willen volgen (3:10-11). Dit zijn de mensen van wie het leven het evangelie weerspiegelt en die beproefd zijn door lijden en beschermd door God. In een wereld vol popidolen, zeker ook in het religieuze veld, moeten we doelbewust werk maken van het kiezen van de beste mentoren, of we zullen via de standaardoptie waarschijnlijk bij de verkeerden aanbelanden.

Ten tweede moeten we realistisch zijn over de wereld (3:12-13). We zouden tegenstand moeten verwachten. Als we dit doen, zullen we er niet door verrast worden. Wanneer Paulus zegt ‘Slechte mensen en oplichters zullen van kwaad tot erger vervallen; het zijn bedriegers die zelf bedrogen worden (3:13), zegt hij waarschijnlijk niet dat elke generatie slechter zal zijn dan de voorgaande, maar dat in elke generatie zondige mensen in een neerwaartse spiraal zullen belanden die hen voert tot hopeloos verderf. We zouden er niet mogen door verrast worden. Los van het ingrijpen van Gods genade, is dit wat zonde met mensen doet.

Ten derde moeten we vertrouwen op de Bijbel (3:14-17). Niet alleen vormt de Schrift het denken van de christen tot een wereldbeeld dat volledig verschilt van de secularist en de eindeloos zelfzuchtige persoon. En niet alleen maken de Schriften ons wijs ‘tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus’ (3:15), maar precies omdat ze door ‘God ingegeven’ zijn, zijn de Schriften ‘nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid’ (3:16).

Het gevaar in het hedendaagse evangelicalisme is niet de formele verwerping van de Schrift, maar een onrealistische veronderstelling dat we de Bijbel kennen terwijl we in feite ‘doorgaan’ (in werkelijkheid achteruit lummelen) in de richting van eindeloze conferenties over leiderschap, technieken, tools, kneepjes en strategieën. Sommige ervan hadden zelfs nuttig kunnen zijn, ware het niet dat de Bijbel zo vaak aan de kant wordt geschoven.

Ten vierde, hoewel dit ons al naar het volgende hoofdstuk voert, moeten we de Bijbel verkondigen (4:1-5). Niets anders heeft veranderende kracht. Vers 2 schrijft de inhoud voor, de vastberadenheid, de reikwijdte en de wijze van dergelijke prediking in de laatste dagen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 31 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten