donderdag 4 oktober 2012

Wandelt niet langer zoals de heidenen (Ef. 4)


1 Koningen 7, Efeziërs 4, Ezechiël 37, Psalmen 87-88

Een van de opvallende kenmerken van de brieven van Paulus is dat veel aandacht besteed wordt aan het leren hoe mensen moeten leven. De Bijbel op zijn geheel is er inderdaad in geïnteresseerd ons te leren wat we moeten geloven (omdat die dingen waar zijn), en hij is er niet minder op gericht ons te leren hoe we ons trouw moeten gedragen. Nergens is dergelijke balans duidelijker dan in de brieven van Paulus.

De reden voor die grote aandacht ligt in het wezen van God. De God van de Bijbel, de God die is (of ‘the God who is there’), zoals Francis Schaeffer ons leerde zeggen, is de God van alles. Hij is niet de God van de gedachten alleen, of van een bepaald exclusief geestelijk of religieus gebied. Hij is god.

Als onze Maker en voorzienige Heerser, strekken zijn aandacht en bevelen zich uit naar elk aspect van ons wezen, onze overtuigingen, onze woorden en ons gedrag. Dan nog blijven proberen om een soort vreselijke spanning te behouden tussen onze geloofssystemen en ons gedrag is niet alleen een uitnodiging tot schizofrenie, het is ook een belediging van God, een vreselijke opstandigheid die niet minder lelijk is omdat het gaat om kieskeurig zijn.

Dit betekent dat onze leer en prediking niet alleen waarheden moeten bevatten die geloofd moeten worden, maar ook instructies over hoe we moeten leven. Een heel duidelijk voorbeeld op dit vlak is het voorbeeld van Paulus in Efeziërs 4:17-32.
Er is niemand die er durft aan twijfelen of dit hoofdstuk rijke leerstellingen bevat.

Toch zien we Paulus benadrukken ‘dat gij niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun denken’ (4:17). Hij verbindt die ‘ijdelheid’ met hun onwetendheid van God aan de ene kant, en met hun walgelijke gedrag aan de andere kant. ‘Maar zo hebt u Christus niet leren kennen!’ (4:20, NBV). Je bent geschapen ‘overeenkomstig het beeld van God’, ‘in waarachtige gerechtigheid en heiligheid’ (4:22-24).

Dit zou allemaal een beetje etherisch of zweverig kunnen blijven. Paulus wil een dergelijke uitweg niet openlaten. De rest van het hoofdstuk is hij rechtuit en praktisch. Het gedrag dat Paulus verwacht omvat waarheidsgetrouw spreken – ‘omdat wij leden zijn van elkander’ (4:25), en een praktische toewijding om geen dag in toorn te laten eindigen, opdat de duivel geen voet zou krijgen (4:26-27).

Bekeerde dieven mogen niet meer stelen. Ze moeten werken, iets nuttigs doen, leren vrijgevig te zijn met wat ze verdienen (4:28). In onze woorden moeten we niet enkel wegdoen wat lasterlijk, vuil of ‘ongezond’ is, maar we moeten leren uiten wat ‘nuttig is tot opbouw, opdat het genade geeft aan hen die het horen’ (4:29, HSV).

Anders gezegd: ‘Alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek worde uit uw midden gebannen, evenals alle kwaadaardigheid. Maar weest jegens elkander vriendelijk, barmhartig, elkander vergevend, zoals God in Christus u vergeving geschonken heeft’ (4:31-32).


Eigen vertaling van de overdenking bij 4 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten