vrijdag 12 oktober 2012

In Christus woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk (Kol. 2)


1 Koningen 15, Kolossenzen 2, Ezechiël 45, Psalmen 99-101
De setting was een bijbelstudie geleid door een mevrouw in de kerk waar ik diende als voorganger. Een vrouw van een van de meer populaire sekten was in deze groep geïnfiltreerd, en de dame van onze kerk ontdekte snel dat het haar petje wat te boven ging.
Ik werd uitgenodigd om erbij te komen, en bevond me al snel in een publieke confrontatie met de leider van de indringer zijn sekte (hoewel hij het niet zo noemde). Een van de dingen die hij in de sterkste bewoordingen wilde ontkennen was de godheid van Jezus Christus.

Terwijl we samen begonnen te kijken naar de bijbelverwijzingen die op het eerste gezicht iets over de godheid van Christus zeggen, kwamen we uiteindelijk bij Kolossenzen 2:9. Hij wilde het vers eerder losjes weergeven met iets in de trant van ‘in Christus leven alle eigenschappen van de Godheid in lichamelijke vorm’.

Ik vroeg hem welke van de eigenschappen van God Jezus niet heeft. Hij zag onmiddellijk het probleem. Als hij zei ‘eeuwigheid’ (wat hij geloofde), zou hij vastzitten, want zijn eigen interpretatie zou hemzelf tegenspreken. Als hij zei ‘geen’ (in strijd met zijn eigen geloof), hoe kunnen Jezus en God dan zo scherp van elkaar te onderscheiden zijn als hij het voorstelde?

In elk geval spreekt Kolossenzen 2:9 zelfs nog sterker dan zijn vertaling toeliet: ‘Want in Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk’ (HSV). Merk op:

(1) In deze context worden de Kolossenzen vermaand om verder te gaan met het leven in Christus, ‘Zoals u dan Christus Jezus, de Heere, hebt aangenomen’ (2:6) – wat zoals gewoonlijk een ondertoon meedraagt van Jezus’ goddelijke identiteit, aangezien ‘Heer’ gewoonlijk de manier was waarop iemand God aansprak in de Griekse versies van het Oude Testament.

(2) Zowel toen als nu zijn er mensen die je proberen mee te slepen ‘door de filosofie en inhoudsloze verleiding, volgens de overlevering van de mensen’ (2:8). In vrijwel elke zaak is het doel van dergelijke misleidende filosofieën Christus kleiner maken of relativeren, de aandacht en loyaliteit van Hem af te leiden.

Niet alleen deze verzen maar veel van de brief aan de Kolossenzen toont dat, wie deze dwaalleraars ook zijn, hun aanval tegen Christus is gericht. Paulus wil van geen wijken weten: ‘in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk’ – en ‘u bent volmaakt geworden in Hem’ (of ‘hebt de volheid verkregen in Hem), in Hem geniet je van alle volheid die je maar kunt kennen (2:10). Je van Hem afkeren voor extra’s is rampzalig, omdat Hij alleen ‘het hoofd is van alle overheid en macht’ (2:10).

(3) Blijkbaar probeerde minstens één tak van de dwaalleraars onder de Kolossenzen de gelovigen ertoe te bewegen heel wat Joodse rituelen toe te voegen aan Christus. Paulus wijkt niet: hij begrijpt dat de rites en rituelen die het Oude Testament voorschreef ‘een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is’ (2:17).


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten