1 Koningen 11, Filippenzen 2, Ezechiël 41, Psalmen 92-93
Op weinig plaatsen heeft het word ‘echter’ (in de NBG-vertaling staat er: ‘nu’) meer brute kracht dan in 1 Koningen 11:1: ‘Koning Salomo nu had (…) vele vreemde vrouwen lief’. In die tijd werd de grootte van de harem van een koning algemeen beschouwd als een weerspiegeling van zijn rijkdom en macht. Salomo huwde prinsessen van overal, vooral, maakt de schrijver pijnlijk duidelijk, ‘behorende tot die volken, van wie de HERE tot de Israëlieten had gezegd: Gij zult u met hen niet inlaten, en zij zullen zich met u niet inlaten, voorwaar, zij zouden uw hart meevoeren achter hun goden’ (11:2).
Dit is precies wat er gebeurde, in het bijzonder toen Salomo ouder geworden was (11:3-4). Hij nam deel aan de dienst van vreemde goden. Om zijn vrouwen te behagen, voorzag hij in heiligdommen, altaren en tempels voor hun goden. Ongetwijfeld begonnen veel Israëlieten deel te nemen aan die heidense diensten. Op zijn minst zal de verontwaardiging bij velen afgenomen zijn, vooral omdat Salomo bekend stond als een zeer wijs, vindingrijk en succesvol koning.
Uiteindelijk breidde zijn heidense afgoderij zich uit tot de afschuwelijke goden voor wie men kinderen offert. Zo deed Salomo ‘wat kwaad is in de ogen des HEREN, en hij volgde de HERE niet ten volle, zoals zijn vader David’ (11:6). Natuurlijk had David zelf bij momenten gefaald. Maar hij viel terug van een leven van principiële toewijding aan de Here God, en hij had berouw en keerde terug naar de Heer; hij leefde niet in een stroom van groeiend godsdienstig compromis zoals zijn zoon en troonopvolger.
De straf wordt uitgesproken (11:9-13): na zijn dood zal Salomo’s koninkrijk verdeeld worden, met tien stammen die zich afscheuren, wat er slechts twee overlaat voor het Davidisch koningshuis – en zelfs dit schamele overblijfsel wordt alleen overgelaten ter wille van David.
Ware Salomo een man van een ander kaliber, hij had berouw getoond, de gunst van de Heer gezocht, de offerhoogten vernield en had opgeroepen tot verbondstrouw. Maar de trieste waarheid is dat Salomo zijn vrouwen en wat zij dachten belangrijker vond dan zijn Verbondsheer en diens mening.
Tijdens de slotjaren van zijn regering kreeg Salomo heel wat tekenen voor het feit dat Gods bewaring en gunst hem onttrokken waren (11:14-40). Niets is droeviger dan Salomo’s vergeefse poging om Jerobeam te laten ombrengen – het roept herinneringen op aan Sauls pogingen om David te doden. Maar er is geen beweging naar God toe, geen bekering, geen honger naar God.
We kunnen er tal van lessen uit leren. Wees voorzichtig wat en wie je liefhebt. Goed beginnen garandeert geen goed einde. Geef gevolg aan Gods waarschuwingen wanneer je nog kunt; doe je dit niet, dan zul je uiteindelijk zo verhard raken dat zelfs zijn meest ernstige dreigementen je niet meer zullen raken.
Op het niveau van de canon leren we dat zelfs het meest gezegende, bewaarde en gezalfde koningshuis, gekozen uit het uitverkoren volk van de Heer, zijn einde aankondigt: het zal uiteenvallen. Oh, hoezeer hebben we toch een Redder nodig, een koning uit de hemel!
Eigen vertaling van de overdenking bij 8 oktober uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten