2 Samuël 16, 2 Korinthiërs 9, Ezechiël 23, Psalmen 70-712 Korinthiërs 9 is het tweede van twee opeenvolgende hoofdstukken die Paulus wijdt aan het onderwerp ‘geven’.
(1) Hij hervat met een liefdevolle gevoeligheid (9:1-5). Aan de ene kant verzekert hij de Korinthiërs dat ze niet echt deze reminders nodig hebben; aan de andere kant herinnert hij er hen wel even aan, zodat hij noch zij beschaamd zouden staan.
Tenslotte had hij, net zoals hij het voorbeeld van het geven van de Macedoniërs onder ernstige beproevingen gebruikt had als een voorbeeld voor de Korinthiërs (8:1-3), ook de vrijgevigheid en het enthousiasme van de Korinthiërs gebruikt als een voorbeeld voor de Macedoniërs! Hij wil niet dat dan zou blijken dat ze tekortschieten.
(2) Een principe dat elke landbouwer kent heeft zijn invloed op deze kwestie van geven: ‘wie karig zaait, zal ook karig oogsten, en wie mildelijk zaait, zal ook mildelijk oogsten’ (9:6). Sommigen argumenteren dat dit een belofte is van een wederkerigheid en met gelijke munt vergoeden tussen financieel geven en materiële voorspoed. Jij geeft driehonderd euro aan mijn dienstwerk, en God zal je minstens vijfhonderd geven (of duizend of hoeveel dan ook). Natuurlijk geloven de predikers die dergelijke dingen beweren ofwel hun eigen woorden niet, of ze geloven dat het niet van toepassing is op hen, want anders zouden ze snel al hun geld weer weggeven. Maar de focus in de uiteenzetting van Paulus ligt op twee andere punten:
(a) het bedrag dat we geven wordt minder in absolute termen van valuta gemeten dan in de blijmoedigheid en vrijgevigheid van hart waarmee we geven (9:7).
(b) De beloning is rijker dan gewoon maar materiële voorspoed, én veel gezegender: God is in staat om ons in elk goed werk overvloedig te maken (9:8), en hij zal ons zaaisel verschaffen en vermenigvuldigen (waarmee hij de beeldspraak uit de landbouw verderzet) en zal ‘de vruchten van onze gerechtigheid’ (of ‘het gewas uwer gerechtigheid’) doen opschieten (9:10). God zal maken dat we ‘in ieder opzicht rijk’ worden, zodat we ‘in alles vrijgevig’ kunnen zijn (9:11). We moeten het feit overwegen dat de ‘u’ aan wie dergelijke beloften gegeven werden, het gezamenlijke volk van God zijn. Daaruit volgt dat elk individu in de kerk niet noodzakelijk daarbij de belofte krijgt ‘in ieder opzicht rijk’ te worden en bijvoorbeeld niet jong zou sterven aan kanker.
(3) De focus van Paulus ligt uiteindelijk helemaal niet op de gevers. Paulus ziet in de gaven niet alleen een dienst die voorziet in de noden van Gods volk, maar ook een dienst die ‘een overvloedige bron van vele dankzeggingen aan God’ vormt (9:12), aangezien gelovigen God prijzen voor de gehoorzaamheid van de Korinthiërs en voorbede doen voor hen omdat ze in hen de ‘buitengewone genade Gods’ zien (9:13-14). Want alles wel beschouwd zijn we in het licht van Gods ‘onuitsprekelijke gave’ uiteindelijk allen schuldenaars (9:15).
Eigen vertaling van de overdenking bij 20 september uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten