2 Koningen 5; 1 Timotheüs 2; Daniël 9; Psalmen 117-118Daniëls grote voorbede (Dan. 9:1-19) schreeuwt om langere overdenking.
Het jaartal is 539 v.C. Daniël lette ‘in de boeken [Eng.: ‘understood from the Scriptures’] op het getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen was’ (9:2; vgl. Jer. 25:11; 29:10), en begreep dat de zeventig jaren voorbij waren – wat op het eerste gezicht ook aantoont dat Jeremia’s geschriften al snel als Schrift circuleerden.
Enkele gedachten:
(1) De ‘zeventig jaren’ hebben voor wat strijd gezorgd. Er waren verschillende manieren om de periode van ballingschap te berekenen (zie bijvoorbeeld de getallen in Ez. 4).
Sommigen redeneren dat zeventig jaren slechts een geïdealiseerde vastgestelde termijn is voor Gods toorn (vgl. Zach. 1:12; 2 Kron. 36:21).
Als (wat meer aannemelijk is) dit verwijst naar zeventig letterlijke jaren, dan is de best mogelijke uitleg dat het begin van de zeventig jaren op 609 ligt, wanneer de Babyloniërs de Egyptenaren versloegen in de slag bij Karkemish, met als resultaat dat Juda voor het eerst een vazalstaat werd in dienst van Babylon.
(2) Wanneer Daniël zich vanuit de Schrift bewust wordt van het precieze tijdstip van het einde van de ballingschap, is zijn reactie er helemaal geen van rusten en wachten tot de beloften bewaarheid worden, maar bidt hij voor dergelijke vervulling. De bijzondere dynamiek tussen Gods soevereiniteit en de menselijke verantwoordelijkheid verwordt in de Bijbel nooit tot fatalisme. De beloften van God zijn stimulansen tot voorbede.
(3) Daniëls belijdenis is algemeen, niet persoonlijk: ‘wij hebben gezondigd en misdreven … wij hebben goddeloos gehandeld en zijn wederspannig geweest … wij zijn afgeweken van uw geboden en van uw verordeningen …’ – enzovoort. Hier doet Daniël ons denken aan Jesaja, die persoonlijke en algemene belijdenis bijeenvoegt (Jes. 6:6). Het valt te betwijfelen of we met vrucht kunnen bidden voor onze kerk en onze cultuur zonder onze eigen zonde te belijden.
(4) De kern van de belijdenis is dat Daniël en zijn volk zich hebben afgekeerd van Gods geboden en verordeningen (9:5), niet naar Gods dienstknechten, de profeten, hebben geluisterd (9:6), de wetten niet hebben gehoorzaamd die God gaf door zijn knechten, de profeten (9:10), de wet hebben overtreden (9:11), en de gunst van de Heer hun God niet hebben gezocht door zich af te keren van hun zonden en acht te slaan op zijn waarheid (9:13).
Bedenk goed: de kern van de zaak, zoals Daniël ze ziet, is veronachtzaming van wat God zei of ongehoorzaamheid aan wat Hij zei. Dit is altijd de kern van de kwestie. Omgekeerd komt echte heiliging door trouw aan Gods woorden (Ps. 1:2; Joh. 17:17). Dit is waarom de toenemende bijbelse onwetendheid binnen belijdende kerken, de cultuur in zijn geheel nog daar gelaten, het zorgwekkendste en meest bedreigende symptoom is onder ons.
(5) Daniël erkent dat de oordelen die over Gods volk zijn gekomen zowel rechtvaardig als volkomen in lijn zijn met de Schrift (9:7, 11b-14). Welke gevolgen heeft dit vandaag voor ons?
(6) Op welke gronden rust Daniëls smeekbede om bevrijding?
Eigen vertaling van de overdenking bij 24 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten