dinsdag 6 oktober 2015

Ik zal Mij voor het oog der talrijke volken aan hen de Heilige betonen (Ez. 39)

1 Koningen 9; Efeziërs 6; Ezechiël 39; Psalm 90

Ezechiël 38 zet de Godsspraak tegen Gog in; Ezechiël 39 zet die voort. Hier wordt Gogs val opnieuw verhaald, maar in andere bewoordingen. Dit is typisch voor Hebreeuwse semi-poëzie. We hebben niet te maken met een afzonderlijk verslag van hetzelfde, iets dat op een of andere manier is achterwege gebleven bij het eerste verslag. De Hebreeuwse retoriek houdt ervan rond te cirkelen en uit te weiden over vroegere beweringen, zelfs als dit conflicteert met onze westerse zin voor volgorde.

Twee opmerkingen:

(1) Er zijn tal van aanwijzingen dat deze twee hoofdstukken zijn overgegaan van een letterlijke of grotendeels prozaïsche beschrijving van de strijd naar de apocalyptische beschrijving van de ultieme strijd. Dit betekent niet dat die ultieme strijd niet reëel is. Het betekent dat zijn vorm en details niet komen bovendrijven bij de tekst.

De oorlogstuigen zijn de wapens van Ezechiëls tijd (‘schilden, bogen en pijlen, knotsen en speren’, 39:9) – maar deze strijd vond zeker niet in enige letterlijke betekenis plaats in Ezechiëls tijd, en indien hij aan het einde van de geschiedenis zou plaatsvinden, zouden dit niet de oorlogswapens zijn.

Typisch voor apocalyptische literatuur hebben we nu netjes afgeronde tijdspannes: zeven jaar (39:9), zeven maanden (39:12, 14).

De triomferende Israëlieten zijn er getuige van hoe de vogels en wilde dieren het vlees eten en het bloed drinken van machtige mannen en vorsten van de aarde, die geofferd zijn als rammen, lammeren, bokken en stieren (39:17-19).

Beweren dat dit alleen maar beeldspraak is om te zeggen dat alle vijanden zullen verslagen worden is instemmen met mijn punt: de taal is dieperliggend en symbolisch-geladen, en je moet zorgvuldig lezen.

(2) Het is God zelf die Gog en zijn leger uit het ‘verre noorden’ brengt (39:2) om ze te vernietigen. Dit is zowel vergelijkbaar als ook niet met een belangrijk thema in de grote profeten dat we al eerder opmerkten. De profeten blijven zeggen dat de grootmachten (Assyrië, Babylon) die Israël en Juda tuchtigen, dit doen onder Gods krachtige beweging, hoewel ze zelf verantwoordelijk geacht worden voor hun gewelddaden (bijv. Jes. 10:5 e.v.).

Het beeld hier bevestigt Gods soevereiniteit over deze heidense volkeren, maar nu gebruikt Hij hen niet om de verbondsgemeenschap te tuchtigen, maar om ze naar hun eigen ondergang te leiden. Het Bijbelboek waarin dit thema het duidelijkst wordt uitgewerkt, is Openbaring.

Gelovigen moeten bemoediging vinden in het feit dat zelfs in deze wereld van vreselijke wreedheid en ongerechtigheid, God uiteindelijk de overtreders naar het laatste oordeel zal leiden.

Gerechtigheid zal niet alleen geschieden, maar er zal worden op toegezien dat ze geschiedt. Dus laten we de moed niet zakken. We koesteren en voeden het apocalyptische gezicht, niet omdat het een prozaïsche routekaart is van de geschiedenis die voor de deur staat, maar omdat het een voorbode is van de finale overwinning van God.


Eigen vertaling van de overdenking bij 6 oktober uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten