maandag 2 maart 2015

'Troosten met de vertroosting waarmee wij zelf door God getroost worden' (Job 31 en 2 Kor. 1)


Exodus 13; Lukas 16; Job 31; 2 Korinthiërs 1

Nog maar eens blijkt het nuttig na te denken over twee van de in het leesrooster voorziene teksten voor vandaag.

Job 31
is het finale hoofdstuk van Jobs laatste antwoord aan de drie vertroosters. De afsluitende drie hoofdstukken van die rede (hoofdstukken 29-31) worden overheerst door twee thema’s.

Ten eerste klaagt Job nu niet zozeer over zijn fysieke lijden, maar eerder over zijn gezichts- en prestigeverlies in de gemeenschap. Hij was voorheen een man van aanzien en eer; nu wordt hij behandeld met minachting, zelfs door jonge mannen uit onachtbare families (bijv. 30:1).

Ten tweede, onthult Job nu, hoewel hij al de hele tijd protesteert dat hij onschuldig lijdt, de gewoontes uit zijn leven die verklaren waarom het openingshoofdstuk hem beschrijft als ‘vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad’ (1:1).

Een van de redenen waarom Job zo geëerd was in de gemeenschap was dat zijn gerechtigheid en vrijgevigheid welbekend waren: hij redde de armen en de wezen, stond de stervenden bij, en hielp de weduwen (29:12). Ook zo in het huidige hoofdstuk: de wanhoop nabij omwille van de beschuldigingen die tegen hem geuit worden, zet Job de bewijzen voor zijn onschuld uiteen.

Hij sloot een verbond met zijn ogen ‘nooit zal ik naar jonge vrouwen kijken’ (31:1, NBV). Hij gedacht voortdurend Gods alziende oog (31:4), en daarom sprak hij de waarheid en was hij eerlijk in zaken (31:5-8).

Hij vermeed overspel; hij handelde eerlijk met grieven van zijn slaven en slavinnen, wetende dat hij op een dag ook Gods oordeel zou moeten trotseren, en dat zij hoe dan ook al even menselijk zijn als hij (31:13-15). Uit vrees voor God was hij bijzonder vrijgevig voor de armen (31:16-23). Ondanks zijn grote weelde, stelde hij daarop nooit zijn vertrouwen (31:24-28), en ook liet hij zichzelf nooit toe zich te verheugen over het ongeluk van anderen (31:29-30). Zo eindigt het hoofdstuk met Job die zijn reputatie van integriteit weet te bewaren, en geen rust vindt.

Paulus lijdt ook – niet alleen het verlies van bezittingen, familie en bezit, maar ook door de bijzondere druk van frontlinie dienst, en erger nog, door openlijke vervolging (2 Korinthiërs 1:1-11).

Natuurlijk zijn de omstandigheden radicaal anders. Paulus weet, in tegenstelling tot Job, dat hij geroepen was om te lijden (bijv., Hand. 9:16). Bovendien leeft en dient Paulus aan deze zijde van het kruis: zelfbewust volgt hij Iemand die onrechtvaardig leed ten behoeve van anderen.

En wat misschien het belangrijkste is, Paulus weet dat hij de bemoediging die hij ontving van ‘de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting’ (1:3) ook kan doorgeven aan anderen. Hij weet dat God ‘ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmede wijzelf door God vertroost worden’ (1:4).

Ze zijn te beklagen, die nog nooit vertroost werden; want zij geven ook zelf nooit vertroosting.


Eigen vertaling van de overdenking bij 2 maart uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten