woensdag 6 februari 2013

Verkeerde toepassing van zuivere waarheid kan harteloos zijn (Job 5)


Genesis 39; Markus 9; Job 5; Romeinen 9
In het tweede deel van zijn rede (Job 5) gaat Elifaz uit van het standpunt dat hij aannam in het eerste deel (zie de overdenking van gisteren), maar hij voegt diverse nieuwe wendingen toe aan zijn bevlogen presentatie.

Ten eerste zegt hij dat Jobs benadering van God in deze crisis fundamenteel verkeerd is. Goed moet natuurlijk hoe dan ook aanroepen worden (5:1) – maar waarom je verbeelden dat iemand die zo verheven is als God zou antwoorden? Ondertussen is het Jobs houding die hem de das omdoet: ‘Voorwaar, de wrevel brengt de dwaas de dood, en de naijver doodt de onverstandige’ (5:2).

Elifaz spreekt vanuit zijn eigen waarneming: hij heeft gezien hoe dergelijke dwazen in het verleden bloei kenden, maar plots werden ontworteld. De implicatie is dat Jobs vroegere rijkdom de rijkdom was van een ‘dwaas’, en zijn huidige verlies is alleen aan hemzelf te wijten.

Een beetje inconsequent voegt Elifaz er nog aan toe dat menselijk lijden een functie is van de toestand van de mens: ‘Maar de mens wordt tot moeite geboren, gelijk de vonken omhoog vliegen’ (5:7).

Ten tweede vertelt Elifaz nogal eigengerechtigd aan Job wat hij zou doen als hij zich in eenzelfde situatie bevond (5:8-16). Hij zou een beroep doen op God en zijn zaak aan Hem voorleggen – niet met Jobs houding, die Elifaz onduldbaar vindt, maar met nederigheid en berouw. Uiteindelijk regeert God voorzienig en wijdt Hij zich aan het vernederen van de hoogmoedige en de sluwe en het verhogen van de arme en behoeftige. Dus zou Elifaz God benaderen als een smekeling.

Ten derde benadrukt Elifaz dat minstens een van Gods doeleinden met verlies en rampspoed bestaat uit het uitoefenen van tucht: ‘Zie, welzalig de mens, die God kastijdt; versmaad daarom de tucht des Almachtigen niet. Want Hij verwondt en Hij verbindt, Hij slaat en zijn handen helen’ (5:17-18). Zij die dit punt erkennen ontdekken dat God hun leven en rijkdom snel herstelt. Ze ontdekken in elke beproeving hoe beveiligd ze zijn.

Job kan niet naast de implicatie kijken: als hij denkt dat hij onrechtvaardig geleden heeft, dan is hij niet alleen onvoldoende nederig, maar schiet hij ook tekort in het erkennen van de genadige, tuchtigende hand van de almachtige God, en daarom blijft hij onder Gods roede in plaats van genade te vinden. ‘Zie, dit hebben wij nagespeurd’, zegt hij nogal opgeblazen, en ‘zó is het; hoor het toch en neem gij het ter harte’ (5:27).

Er schuilt wel een bepaalde mate van waarheid in wat Elifaz zegt. God tuchtigt inderdaad zijn kinderen (Spr. 3:11-12; Heb. 12:5-6). Maar dit veronderstelt dat ze die tucht nodig hebben; God tuchtigt zijn kinderen zeker niet wanneer ze het niet nodig hebben. Elifaz veronderstelt op die manier dat Job Gods tucht verdient; lezers van hoofdstuk 1 weten dat hij het verkeerd heeft.

Het is waar, God redt de nederige en vernedert mensen met hovaardige ogen (Ps. 18:28); maar Elifaz neemt ten onrechte aan dat Job wel hoogmoedig moet zijn, of hij zou zich nooit in dit lijden bevinden.

Dus hier is een les: foutieve of ongepaste toepassing van zuivere waarheid kan harteloos en wreed zijn – en zoals hier kan het ook verkeerde zaken beweren over God.


Eigen vertaling van de overdenking bij 6 februari uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten