Genesis 50; Lukas 3; Job 16-17; 1 Korinthiërs 4
Wanneer Job de tweede toespraak van Elifaz beantwoordt, zijn zijn openingswoorden nauwelijks minder humeurig dan die van zijn opponenten – hoewel ze ongetwijfeld meer provocatie bevatten (Job 16-17): ‘Iets dergelijks heb ik al vaak gehoord, gij zijt allen jammerlijke vertroosters’ (16:2).
Ogenschijnlijk zijn ze gekomen om met hem mee te leven en hem te vertroosten (2:11), maar elke keer ze hun mond openen zijn hun woorden als gloeiend hete was op open wonden. Vanuit Jobs gezichtspunt zijn het ‘ijdele woorden’ waar maar ‘geen einde aan komt’ (16:3). Job benadrukt dat als hun rollen omgewisseld werden, hij nooit tot op hun niveau zou vervallen; hij zou oprechte bemoediging en verlichting brengen (16:4-5).
Er bestaat een manier om theologie en theologische argumenten zo te gebruiken dat ze eerder verwonden dan genezen. Dit is niet de fout van de theologie en de theologische argumenten; het is de fout van de ‘jammerlijke vertroosters’ die zich uitsluitend voeden met een ongepast fragment van de waarheid, of die de verkeerde timing hanteren, of zich neerbuigend gedragen, of een ongevoelige toepassing maken, of wiens ware theologie ingebed is in dermate cultureel geladen clichés dat ze eerder aanvreten dan vertroosten.
In tijden van buitengewone stress en verlies, heb ik soms grote bemoediging en wijsheid ontvangen vanwege andere gelovigen; ik heb ook soms buitengewone klappen van ze gekregen, zonder enige erkenning van hun kant dat dit was wat ze eigenlijk deden. Het waren allen jammerlijke vertroosters.
Dergelijke ervaringen maken natuurlijk dat ik me afvraag wanneer ik zelf al het Woord verkeerd gehanteerd heb en op een vergelijkbare manier pijn gedaan heb. Het is niet dat er nooit plaats is voor het soort Schriftuurlijke vermaning dat terecht pijn veroorzaakt: terechte tucht is van God (Heb. 12:5-11).
Het tragische feit is echter dat wanneer we pijn veroorzaken door onze toepassing van theologie op iemand anders, we vanzelf veronderstellen dat die pijn alles te maken heeft met de afstomping van de andere partij. Dit is mogelijk, maar we moeten minstens onszelf, onze houding en onze argumenten nauwkeurig onderzoeken, opdat we niet tegelijk onszelf misleiden en anderen onderdrukken.
Het grootste deel van wat rest van Jobs toespraak is gericht tot God en neemt een diepe duik in de retoriek van wanhoop. We zijn onwijs om Job te veroordelen wanneer we nog nooit veel van zijn ervaringen geproefd hebben – en eens dit het geval, zullen we dit niet meer willen doen.
Om zijn retoriek goed te vatten, en er dieper in door te dringen dan het louter intellectuele verstaan, moeten we twee dingen op een rijtje hebben: Ten eerste moeten we behoorlijk zeker zijn dat ons lijden onschuldig lijden betreft. We kunnen dit gedeeltelijk achterhalen door onze eigen ervaringen te vergelijken met de merkwaardige standaarden die Job erop nahield (zie in het bijzonder de hoofdstukken 26-31). Ten tweede, hoe bitter onze aanklacht tegenover God ook, ons standpunt zal nog altijd dat van een gelovige zijn die de dingen probeert te verstaan, niet die van een cynicus die God probeert te bruskeren.
Eigen vertaling van de overdenking bij 17 februari uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten