Genesis 49; Lukas 2; Job 15; 1 Korinthiërs 3
Het boek Job start nu met een tweede cyclus redevoeringen van Elifaz, Bildad en Sofar, met in elk van deze gevallen ook antwoorden van Job (Job 15-21). De argumenten worden op vele manieren herhaald, maar met meer intensiteit. Alsof ze zich bijna bewust zijn van de herhaling, zeggen de drie vrienden dit keer minder dan in de eerste ronde.
Hier volgen we kort de gedachtegang van de tweede rede van Elifaz (Job 15):
(1) Elifaz begint in aanvalsmodus (15:2-6). Vanuit het gezichtspunt van Elifaz kan Job geen wijs man zijn, want hij antwoordt met ‘ijdele kennis’ en ‘vult zijn binnenste met oostenwind’, terwijl hij komt met ‘krachteloze beweringen’ (15:2-3). Het resultaat is dat hij zelfs de godsvrucht afbreekt en tekort doet aan de eerbied voor God (15:4). Iedereen die niet gelooft dat God deze straffen terecht oplegt, schudt aan de morele grondvesten van het universum, vindt Elifaz. De oorzaak van dergelijke afvallige standpunten kan slechts ongerechtigheid zijn: ‘Want uw ongerechtigheid legt u zulke woorden in de mond, en gij kiest de taal der listigen’ (15:5).
(2) Zonder een van Jobs argumenten te weerleggen, keert Elifaz terug tot de vraag naar het gezag. Job heeft beklemtoond dat hij even oud en ervaren en wijs is als gelijk wie van zijn aanvallers; Elifaz antwoordt eerder snerend: ‘Zijt gij als eerste der mensen geboren of eer dan de heuvelen voortgebracht?’ (15:7). Job is hoogstens een oud man. Maar een veelvoud aan oude mannen deelt de mening van Elifaz (15:10). Erger nog, door zijn verlangen om te sterven en door zichzelf te willen rechtvaardigen voor God, verklaart Job dat Gods vertroostingen – alle vertroostingen die de drie troosters zo voorzichtig hebben naar voor gebracht – voor hem niet genoeg zijn (15:11). Het is alsof Job God wil doen terechtstaan.
(3) Maar hoe kan dit? God is zodanig heilig dat zelfs de hemel zelf niet rein is in zijn ogen (15:14-15): ‘hoeveel te minder de afschuwelijk verdorvene, de mens, die ongerechtigheid indrinkt als water!’ (15:16). Zo herhaalt Elifaz de kern van zijn betoog opnieuw (15:17-26): de verdorven mens lijdt onder verschillende kwellingen al de dagen die hem worden toegewezen, allemaal omdat hij zijn hand heeft ‘uitgestrekt tegen God en de Almachtige heeft getrotseerd’, ‘hij snelt op Hem af met trotse nek, met zijn zwaar beslagen schild’ (15:25-26).
(4) Elifaz zegt dat als er duidelijke uitzonderingen waren op die regel, de tijd hen wel zal inhalen (15:27-35). Zulke mensen mogen dan jarenlang vet en voorspoedig zijn, maar uiteindelijk zal Gods gerechtigheid hen opsporen en te pakken krijgen. De implicatie is voor de hand liggend: Job is niet alleen slecht, maar zijn vroegere rijkdom was niets dan de stilte voor de storm die nu is uitgebroken en zijn vreselijke zonde aan het licht heeft gebracht.
Denk verder na over wat juist en verkeerd is aan dit argument.
Eigen vertaling van de overdenking bij 16 februari uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Dank je wel voor deze uitleg.
BeantwoordenVerwijderenEn jij bedankt voor de reactie :-)
BeantwoordenVerwijderen