vrijdag 8 februari 2013

'Nu zal ook ik mijn mond niet bedwingen' (Job 7)


Genesis 41; Markus 11; Job 7; Romeinen 11
In het tweede deel van zijn antwoord aan Elifaz richt Job zich rechtstreeks tot God (Job 7), hoewel het de bedoeling is dat we verstaan dat dit gekwelde gebed zo wordt uitgesproken dat Elifaz en zijn vrienden het ook kunnen horen. In feite is er, zoals we zullen zien, een nauw verband tussen hoofdstuk 6 en 7.
De eerste tien verzen van de aangrijpende klacht, vol beschrijvingen van slapeloze nachten en etterende zweren, zijn erop gericht God eraan te ‘herinneren’ hoe kort een mensenleven is. ‘Het leven is hard, en dan sterf je’ luidt het hedendaags gezegde; Job vraagt het prozaïscher: ‘Heeft niet de mens een zware dienst op aarde, en zijn zijn dagen niet als die van een dagloner?’ (7:1).

Fysiek zal hij niet lang meer standhouden. Daarom: ‘ (…) nu zal ook ik mijn mond niet bedwingen, ik wil spreken in de benauwdheid van mijn geest, klagen in de bitterheid van mijn ziel’ (7:11).

Tegen God zegt Job dus in feite dat hij geen monster is – dus waarom hem viseren? Mijn leven heeft geen zin meer (7:16); ik zou eigenlijk liever gewurgd worden en sterven dan op deze manier te blijven leven (7:15).

Waarom zou God zoveel maken van een gewone sterveling dat Hij Job de aandacht schenkt die Hij nu duidelijk geeft (7:17-18)? Hoewel hij zich van geen zonde in zijn leven bewust is die een dergelijk lijden kon teweegbrengen, weet Job wel dat hij niet zonder zonde is. Maar waarom zou dit zoveel lijden moeten aantrekken? ‘Heb ik gezondigd, wat doe ik U daarmee aan, Bewaker der mensen? Waarom stelt Gij mij tot uw mikpunt, zodat ik mijzelf tot een last geworden ben?’ (7:20; Merk op: in het Engels vraagt Job ‘Have I become a burden to you?; m.a.w.: ben ik u tot een last geworden?, J.L.)

Nu zou het makkelijker moeten te zien zijn hoe dit hoofdstuk verbonden is met het betoog aan het einde van hoofdstuk 6. Daar protesteert Job tegen Elifaz dat zijn (Jobs) integriteit op het spel staat. De strekking van het betoog van Elifaz was dat Job leed door overtredingen die hij nooit had beleden; daarom moest hij nu een weg gaan van zelfverloochening en belijdenis.

Maar Job antwoordt dat zijn vrienden nog altijd zijn vrienden zouden moeten zijn; dat ze hem beschuldigen omdat ze zelf de gedachte niet kunnen verdragen dat een onschuldig mens kan lijden; dat hun vermaning zijn levenslange integriteit in vraag stelt.

In hoofdstuk 7, wanneer Job God begint aan te spreken, is zijn standpunt volledig in lijn met wat hij net tegen Elifaz gezegd heeft. Verre van zonde te belijden, vertelt hij God dat Hij op hem afgeeft. Of als hij gezondigd heeft, heeft hij toch niets gedaan dat dit soort nauwgezette aandacht en pijnlijk oordeel verdient?

Job komt zelfs net niet op het punt te suggereren dat God zelf niet helemaal eerlijk is. Zo bewaart Job zijn integriteit. Dit is hoe het drama van dit boek wordt opgebouwd. De verdere route moet nog verkend worden. Denk ondertussen na over Job 42:7.


Eigen vertaling van de overdenking bij 8 februari uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten