dinsdag 5 februari 2013

'Kun je verdragen dat iemand het woord tot je richt?' (Job 4)


Genesis 38; Markus 8; Job 4; Romeinen 8
De eerste rede van Elifaz beslaat twee hoofdstukken. In het eerste deel (Job 4) geeft Elifaz vorm aan zijn pleidooi:

(1) De openingszinnen zijn verleidelijk (4:2-4). Je zou bijna denken dat Elifaz respectvol toelating vraagt om Job behulpzaam te zijn met raad, op dezelfde manier als Job anderen in het verleden geholpen heeft met raad. Maar het is dit helemaal niet. Elifaz vraagt geen toelating; hij verwijt Job dat hij ontmoedigd is. Het blijkt, volgens Elifaz, dat de grote Job, die anderen geholpen heeft, het zelf niet aankan als hij wat moeilijkheden te verduren krijgt (4:5).

(2) Het volgende vers brengt ons naar de kern van de rede van Elifaz: ‘Is dan niet uw godsvrucht uw toevlucht, uw onberispelijke wandel uw hoop?’ (4:6). Met andere woorden, als Job zo vroom en onschuldig was als velen geloofden, zou hij ofwel niet in deze impasse zitten, of hij zou minstens in staat moeten zijn om boven de ontmoediging te leven. De rampen die Job zijn overkomen en de reacties van Job daarop, bewijzen dat Job schaamte of schuld verbergt die aan de kaak gesteld moet worden.

(3) Kortom, Elifaz is van mening dat je in Gods universum krijgt wat je verdient (4:7). God heeft de leiding en God is goed, dus je oogst wat je zaait (4:8).

(4) Elifaz beweert zijn rede op niets anders te bouwen dan op openbaring (4:12-21). In een soort nachtelijk visioen, zegt hij, gleed een geest voorbij zijn gezicht (4:15) en die uitte woorden van het hoogste belang: ‘Zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God, of een man rein tegenover zijn Maker?’ (4:17).

God is zo volkomen machtig en rechtvaardig dat zelfs de engelen die hem omringen in zijn ogen waardeloos en onbetrouwbaar zijn. Dus zijn mensen, die ‘in lemen hutten wonen, welker grondslag is in het stof’ (4:19) nog minder belangrijk, minder betrouwbaar.

De implicatie is dan dat een man als Job simpelweg zijn zwakheid, zijn fouten, zijn zonde moet toegeven, en ophouden met doen alsof wat hem overkomen is iets anders is dan wat hij verdient.

Door de manier waarop Job voortgaat, suggereert Elifaz, loopt hij gevaar dat hij de God bestrijdt wiens gerechtigheid menselijke inschatting en menselijk begrip ver te boven gaat.

Hier moeten we even halt houden om de argumentatie van Elifaz te evalueren. Aan de ene kant heeft Elifaz het juist: God is volkomen rechtvaardig, buitengewoon heilig. De Bijbel verklaart elders dat een man oogst wat hij zaait (bijv. Spr. 22:8; Gal. 6:7). Maar deze waarheden kunnen op zich twee factoren over het hoofd zien.

Ten eerste is het tijdskader waarbinnen de raderen van Gods gerechtigheid malen soms zeer lang. Elifaz lijkt een sneller en duidelijker voor-wat-hoort-wat beloningssysteem voor te staan.

Ten tweede heeft Elifaz geen categorie voor onschuldig lijden, dus vaart hij een koers die een onschuldige man veroordeelt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 5 februari uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten