zondag 27 mei 2012

Trouwen met wie je maar wilt? (Num. 36)


Numeri 36, Psalm 80, Jesaja 28, 2 Johannes

We maken voor het eerst kennis met Selofchad en zijn dochters in Numeri 27:1-11. Normaliter verloopt het erven via de zonen. Maar Selofchad had geen zonen, slechts vijf dochters: Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirsa. Selofchad behoorde tot de generatie die omkwam in de woestijn. Waarom, zo vroegen de dochters aan Mozes, zou deze familielijn niet kunnen erven louter omdat zijn nakomelingen allen vrouwelijk waren? Mozes, zo wordt ons verteld, bracht ‘haar rechtsvraag voor het aangezicht des HEREN’ (27:5).

De Here richtte niet alleen ten gunste van de vraag van de dochters, maar voorzag ook in een rechtsinzetting die deze beslissing regelde voor vergelijkbare zaken in Israel (27:8-11). Maar een nieuwe verandering aan deze inzetting duikt op in Numeri 36. De familiehoofden van Manasse, waartoe de Selofchad-familie behoort, vragen wat er zal gebeuren als de dochters huwen met Israëlieten van buiten hun stam. Ze brengen hun erfdeel in in het huwelijk en het zou overgaan op hun zonen, die deel uitmaken van de stam van hun vader – en zo kon er doorheen de tijd een grote herverdeling van stamgebieden plaatsvinden die ook grote ongelijkheden onder de stammen kon veroorzaken.

Ook op dit punt is het de Here zelf die uitspraak doet (36:5). ‘ … het erfdeel zal niet van de ene stam op de andere overgaan, maar de Israëlieten zullen vasthouden, ieder aan zijn eigen erfdeel’ (36:9). De juiste weg voor de Selofchad-dochters was dus te trouwen met mannen uit hun eigen stam – een regeling waar de Selofchad-dochters blij mee instemmen (36:10-12).

Als dit botst met onze gevoeligheden, moeten we goed overwegen waarom.

(1) Pragmatisch kunnen zelfs wij niet trouwen met wie we maar willen: we huwen bijna altijd binnen onze eigen zeer gelimiteerde kennissen- of vriendenkring. Zo ook in Israël: de meeste mensen wilden binnen hun stam trouwen.

(2) Wat belangrijker is: we hebben de Westerse vooringenomenheid overgenomen ten gunste van het individualisme (‘ik trouw met wie ik wil’) en van het verliefd worden (‘we konden er niets aan verhelpen, het overkwam ons gewoon en we werden verliefd’). Ongetwijfeld zijn er voordelen aan deze sociale conventies, maar dit is slechts wat ze zijn: louter sociale gebruiken. Voor het grootste deel van de wereldbevolking worden huwelijken ofwel geregeld door de ouders of, nog vaker, minstens uitgewerkt met veel meer actieve goedkeuring door de familie dan in het westen gebruikelijk is. Op welk punt gaat onze liefde voor vrijheid op in individualistische zelfgerichtheid, met weinig zorg voor de ruime familie en cultuur – of in dit geval voor Gods genadige verbondsstructuur, die voorzag in een gelijkmatige verdeling van land?

We leven in onze eigen cultuur, natuurlijk, en onder een nieuw verbond. En ook wij vallen onder Bijbelse restricties met betrekking tot wie we huwen (bijv. 1 Kor. 7:39). Maar belangrijker nog: we moeten de vreselijke afgoderij vermijden van de gedachte dat het heelal naar onze pijpen moet dansen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 27 mei uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org

Geen opmerkingen:

Een reactie posten