zondag 13 mei 2012

Offer niet je onafhankelijkheid op het altaar van materiële voorspoed (Num. 22)


Numeri 22, Psalmen 62-63, Jesaja 11-12, Jakobus 5

Onlangs kreeg ik telefoon van een man die me vertelde dat hij mij op zijn loonlijst wilde als zijn persoonlijke theoloog. Wanneer hij me dan zou opbellen of schrijven, zou ik moeten proberen zijn vragen te beantwoorden.

Ik nam de moeite niet te vragen wat de figuur in gedachten had. Al evenmin wil ik zijn motieven in vraag stellen: hij wilde me mogelijk wel helpen of zelfs eren, of gewoon zijn deel van de weg betalen. Maar wetende hoe snel mijn eigen motieven bedorven kunnen raken, vertelde ik hem dat er geen sprake van kon zijn om een dergelijke overeenkomst met hem aan te gaan.

Predikers zouden zichzelf niet moeten zien als betaald voor wat ze doen. Ze worden veeleer ondersteund door Gods volk opdat ze vrij zouden zijn om te dienen. Indien hij me schrijft of belt en vragen stelt, zou ik blijmoedig mijn best doen om te antwoorden, waarbij ik de criteria zou hanteren die ik telkens gebruik om af te wegen of ik al dan niet antwoord kan geven op de ontelbare vragen die ik elk jaar krijg.

Numeri 22 begint met het verslag over Bileam. Zijn geschakeerde leven heeft ons veel te leren, maar de les die in het eerste hoofdstuk komt bovendrijven is hoe gevaarlijk het voor een prediker of een profeet is, om onafhankelijkheid te offeren op het altaar van materiële voorspoed. Vroeg of laat zal de liefde voor het geld het dienstwerk corrumperen.

Dat Bileam een profeet van God was, toont dat er nog altijd mensen rondliepen die een bepaalde kennis van de enige ware God bezaten. De roeping van Abraham en de opkomst van het Israëlische volk betekende niet dat er niet ook anderen waren die de enige soevereine Schepper kenden: getuige Melchizedek (Gen. 14). Bovendien was het duidelijk dat Bileam een bepaalde krachtige profetische gave bezat: bij gelenheden sprak hij echte orakels van God. Hij wist genoeg over die mysterieuze gave om te vatten dat ze niet aan en uit kon gezet worden, en dat als hij een ware openbaring overbracht, hij zelf de inhoud ervan niet kon bepalen. Hij kon slechts spreken wat God hem te zeggen gaf.

Maar dit weerhield er hem niet van om Balaks geldelijk aanbod te begeren. Balak zag Bileam als een soort halfmagisch personage die je kon vergelijken met een voodoobeoefenaar, iemand die kwam en een vloek legde op de gehate Israëlieten. Onomwonden verbood God Bileam om met Balak mee te gaan, want hij heeft het volk gezegend dat Balak wil vervloekt zien.

Bileam zeurt tegenover God; God geeft toe en laat Bileam gaan, maar alleen op voorwaarde dat hij slechts zal zeggen wat God hem vertelt (22:20). Tegelijkertijd veroordeelt God Bileam, want dat hij wil gaan komt voort uit een hebzuchtig hart. Alleen de wonderlijke gebeurtenis met de ezel bewerkt voldoende vrees in hem opdat hij inderdaad zal waken over zijn tong (22:32-38).

Val nooit zo diep dat je marchandeert met het Woord van God.


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 mei uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven bij IVP in 1998 (rechten liggen bij Crossway). Het dagboek kan in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition) of is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org

Geen opmerkingen:

Een reactie posten