donderdag 19 juni 2014

Voor de vreemdeling, de wees en de weduwe (Deut. 24)


Deuteronomium 24; Psalmen 114-115; Jesaja 51; Openbaring 21

Het is opvallend hoe de Mozaïsche wet voorziet voor de armen.

Kijk naar Deuteronomium 24. Hier verbiedt God dat je de handmolen of zelfs ‘de bovenste molensteen’ (d.w.z. de meer verplaatsbare), als pand zou nemen, als waarborg voor een schuld (24:6). Het is alsof je het gereedschap van een mecanicien tot pand zou nemen, of de computer van een softwareontwikkelaar. Het zou de middelen wegnemen om in je levensonderhoud te voorzien, en daarom zou het niet alleen de armoede nog vergroten, maar het zou terugbetaling praktisch onmogelijk maken.

In 24:10-12 worden twee verdere bepalingen uiteengezet met betrekking tot onderpanden en lonen.

(1) Als je van je naaste schuld vordert, ga dan zijn huis niet binnen om het pand te bekomen. Blijf buiten; laat het door hem naar buiten brengen. Dergelijk ingehouden gedrag stelt de naaste in staat om een beetje waardigheid te bewaren, en perkt de neiging van sommige rijke mensen in om de baas te spelen en de armen te behandelen alsof ze vuilnis zijn.

(2) Hou niet als pand wat de arme man nodig heeft voor zijn basiswarmte en -bescherming. In 24:14-15 wordt werkgevers geboden hun werknemers dagelijks te betalen. In een arme en agrarische maatschappij waar tot 70 à 80 procent van het inkomen naar voedsel ging, stond dit gelijk met ervoor zorgen dat de dagloner en zijn gezin genoeg hadden om elke dag te eten.

Lonen inhouden bracht niet alleen leed voort, het was ook onrechtvaardig. Nog uitvoeriger beschouwingen rond rechtvaardigheid worden vermeld in 24:17-18: wezen en vreemdelingen, d.w.z. zij die zonder beschermer zijn of niet echt weten hoe het er in een bepaalde cultuur aan toe gaat, moeten rechtvaardig worden behandeld en nooit misbruikt of benadeeld.

In 24:19-22 ten slotte worden landbouwers gewaarschuwd niet elk klein stukje uit de oogst van hun veld te verzamelen om nog hogere opbrengsten te verkrijgen. Het is veel beter iets te laten liggen ‘voor de vreemdeling, de wees en de weduwe’ (zie ook de overdenking voor 9 augustus).

Twee opmerkingen. Ten eerste zullen dergelijke voorzieningen voor de armen het best werken in een niet-technische maatschappij waar werk en land met elkaar verbonden zijn, en hulp wordt geboden door de plaatselijke bevolking aan de plaatselijke bevolking. Er is geen enorme bureaucratische regeling. Aan de andere kant kun je je moeilijk voorstellen hoe, zonder een bepaalde gestructureerde organisatie, gelijkaardige hulp aan de armen kan worden geboden in pakweg het zuiden van Chicago, waar er weinig landbouwers zijn die kleine beetjes van de oogst kunnen laten liggen.

Ten tweede is de stimulans in elk van de gevallen dat je recht handelt voor het aangezicht van God, in het bijzonder met de jaren in gedachten dat het volk zelf in Egypte verbleef (24:13-22). Deze verzen vereisen dat je ze nauwgezet leest. Waar mensen leven in vrees, liefde en kennis van God, brengt dit maatschappelijk erbarmen en praktische vrijgevigheid met zich mee. Waar God vervaagt in de mist van sentimentalisme, verschrompelt ook de ware ontferming – en dit roept de bijtende aanklacht op van profeten als Amos.


Eigen vertaling van de overdenking bij 19 juni uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten