Deuteronomium 23; Psalmen 112-113; Jesaja 50; Openbaring 20
Om de zoveel hoofdstukken vind je in de Pentateuch een hoofdstuk met diverse wetten en inzettingen. Een voorbeeld daarvan is Deuteronomium 23. Het past niet bij deze korte overdenkingen om stil te staan bij elk onderwerp waarvoor een inzetting wordt gegeven, of zelfs nog maar stil te staan bij de manier van ordenen voor sommige van deze lijsten.
Het is duidelijk dat een gedeelte van de wetgeving gebaseerd is op de historische ervaring van de Israëlieten (bijv. 23:3-8). Andere delen behandelen symbolisch geladen reinheid (bijv. 23:9-14). Weer andere focussen op de nood het verbondsvolk afgescheiden te houden van de vreselijke praktijken van het oude Kanaänietische heidendom (23:17-18), op vooruitstrevende stappen van sociale gerechtigheid (23:15-16), op fiscale principes om zowel de identiteit als het welzijn van het verbondsvolk te bevorderen (23:19-20), en op het houden van je woord, in het bijzonder als het gaat om een gelofte afgelegd tegenover de levende God (23:21-23).
Maar vandaag wil ik nadenken over 23:24-25: ‘Wanneer gij in de wijngaard van uw naaste komt, dan moogt gij om u te verzadigen druiven eten, zoveel gij wilt, maar gij moogt ze niet ergens in meenemen. Wanneer gij in het staande koren van uw naaste komt, moogt gij aren plukken met uw hand, maar de sikkel moogt gij in het staande koren van uw naaste niet slaan’. Er ligt diepe wijsheid in deze eenvoudige inzettingen.
Een zuiver gemeenschapsstandpunt zou ofwel mensen laten nemen wat ze willen, wanneer ze willen en zoveel ze willen; of in het andere geval zou ze zeggen dat, aangezien de volledige opbrengst toebehoort aan de gemeenschap (of de overheid), het niemand is toegestaan om er ook maar iets van te nemen zonder expliciete toelating van de leiders van de gemeenschap.
Een zuiver kapitalistisch standpunt (of, meer precies, een standpunt dat alle nadruk legt op private eigendom) zou elke gelegenheid waarbij je een druif neemt van het veld van je buur, als een zaak van diefstal beschouwen, elke gelegenheid waarop je enkele granen kauwt terwijl je het voetpad neemt door het veld van je buur, als strafbare misdaad betitelen.
Maar door mensen toe te staan te eten wat ze willen terwijl ze eigenlijk in het veld van een buur zijn, bevordert deze inzetting een soort onderlinge gemeenschapsbrede afhankelijkheid, een visie van gedeeld erfgoed.
De muren en omheiningen die worden opgericht door ijverig privaat bezit worden afgezwakt. Bovendien konden de werkelijk armen ten minste iets vinden om te eten. Dit zou voor geen van de landeigenaren een loodzware last worden als de inzetting door alle landeigenaren zou worden gevolgd.
Aan de andere kant dient de stipulering dat het niemand is toegestaan iets van de oogst weg te dragen, indien werkelijk nagevolgd, niet alleen om diefstal en luiheid te bestrijden, maar houdt ze privébezit in stand en handhaaft ze de voordelen van werklust en de daarmee verbonden discipline.
Indien goed verstaan, weerspiegelen vele, vele inzettingen uit de Mozaïsche Wet een goddelijk evenwicht van complementaire belangen.
Eigen vertaling van de overdenking bij 18 juni uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten