Deuteronomium 22; Psalmen 110-111; Jesaja 49; Openbaring 19
Het oudtestamentische hoofdstuk dat in het Nieuwe Testament het vaakst wordt geciteerd is Psalm 110. Het is een orakelpsalm; dit wil zeggen dat deze psalm niet zozeer de ervaring van zijn schrijver verhaalt, maar wel de woorden overbrengt die de schrijver door rechtstreekse en directe openbaring ontving – als een ‘orakel’ van God.
Misschien zijn er zelfs gedeeltes die de psalmist zelf niet al te goed kon doorgronden (net zoals Daniël de betekenis niet begreep van al wat hij zag in zijn visioenen en moest optekenen ten behoeve van een latere generatie [Dan. 12:4, 8-10]).
In de psalm spreekt de Heer, Jahweh, tot iemand die door David zelf aangesproken wordt als ‘mijn Heer’. Dit element, net als elk ander, heeft ontelbare uitleggers ervan overtuigd, zowel Joods als christen, dat dit een uitgesproken messiaanse psalm is, en dat de persoon die door David wordt aangesproken, de verwachte Messias is.
Ik zal focussen op vers 4: ‘De HERE heeft gezworen en het berouwt Hem niet: Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchisedek’. Ervan uitgaand dat Jahweh hier de Messias aanspreekt, wat betekenen deze woorden dan?
Twee elementen trekken de aandacht.
Ten eerste Melchisedek zelf – dit is slechts zijn tweede vermelding in de Bijbel. De eerste is Genesis 14:18-20: na de overwinning op de koningen ontmoet Abraham deze vreemde priester-koning en hij betaalt hem een tiende van de buit.
Diverse zaken kunnen uit het korte verslag worden afgeleid (zie de overdenking van 13 januari), maar dan verdwijnt Melchisedek weer uit het zicht tot in deze psalm, die bijna een millennium later wordt geschreven.
Ten tweede is er ondertussen heel veel gebeurd in de geschiedenis van Israël. Het volk heeft de slavernij gekend in Egypte, werd gered in de Exodus, kreeg de Wet van God bij Sinaï, was het Beloofde Land binnengetrokken en had de periode van de Richteren doorgemaakt om dan nu tot dit punt te komen aan het begin van het Davidische koningshuis.
Bovenal had Sinaï een tabernakel vereist met de daaraan verbonden gebruiken, die allemaal moesten worden uitgevoerd door de Levieten en door hogepriesters die uit die stam werden genomen. De Mozaïsche Wet maakte het overduidelijk dat alleen Levieten deze priesterlijke taken konden vervullen.
Maar hier krijg je dan een orakel van God dat benadrukt dat God zelf een andere priester-koning zal doen opstaan met heel andere verbindingen. Jahweh zal de machtige scepter van deze koning vanuit Sion uitstrekken; d.w.z. zijn Koninklijke macht is verbonden met Sion, met Jeruzalem, en dus met de jonge Davidische dynastie.
En als priester zal hij in lijn liggen, niet met de ordening van Levi, maar met de ordening van Melchisedek. Het hoeft niet te verwonderen dat de schrijver van de brief aan de Hebreeën dit verstaat als een aankondiging van de veroudering van het Mozaïsche verbond (Heb. 7:11-12). We hadden een beter priesterdom nodig; en we hebben er een.
Eigen vertaling van de overdenking bij 17 juni uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten