woensdag 11 juni 2014

'Hij straft ons niet naar onze zonden' (Psalm 103)


Deuteronomium 16; Psalm 103; Jesaja 43; Openbaring 13

Je kunt je moeilijk een prachtiger psalm voorstellen dan Psalm 103. Toen onze kinderen opgroeiden, was de prijs die ze ‘betaalden’ om hun eerste met leder gebonden Bijbels te krijgen, het uit het hoofd leren van Psalm 103.

Doorheen de eeuwen hebben talloze gelovigen zich tot deze zinnen gewend om dan te ontdekken hoe hun geest werd verkwikt, hun toewijding tot lofprijzing en dankbaarheid werd hernieuwd, hun gebed aangevuurd of hun Godgerichte wereldbeeld werd hersteld.

Deze psalm kan makkelijk onze overdenkingen vullen voor de rest van de maand, of voor de rest van het jaar. In plaats daarvan focussen we op drie kenmerken.

(1) De psalm wordt ingesloten door aansporingen tot lofprijzing. Aan het begin spoort David zichzelf aan, en door zijn voorbeeld ook zijn lezers: ‘Loof de HERE, mijn ziel, en al wat in mij is, zijn heilige naam’ (103:1). Impliciet erkent David dat het bedroevend makkelijk is om de uiterlijkheden van lofprijzing te behouden, zonder dat er iets aan het hart van Gods beelddragers ontspringt. Dit zal niet volstaan: ‘al wat in mij is, love zijn heilige naam’.

Tegen het einde van de psalm is, hoe eerlijk en gemeend je lof ook mag zijn, het kader voor het loven van een dergelijke God te klein, want uiteindelijk regeert Gods koninkrijk over alles (103:19): ‘Looft de HERE, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volvoert, luisterend naar de klank van zijn woord. Looft de HERE, al zijn heerscharen, gij zijn dienaren, die zijn wil volbrengt’(103:20-22). Nu is de lof van de psalmist één met de lof van de hemel, met de lof van de volledige geschapen orde.

(2) Wanneer David aanvangt met het opnoemen van al ‘zijn weldaden’ (103:2), begint hij met de vergeving van zonden (103:3). Hier is een man die verstaat wat van het grootste belang is. Als we alles hebben op Gods vergeving na, hebben we niets van waarde; als we Gods vergeving hebben, wordt ons ook al het andere van waarde beloofd (zie Rom. 8:32).

(3) David gaat snel verder van de zegeningen die hij ervaart als individuele gelovige naar de publieke gerechtigheid van de Heer (103:6), naar zijn genadige zelfopenbaring aan Mozes en de Israëlieten (103:7-18). Hier blijft hij het langst bij stilstaan, telkens in gedachten terugkerend naar de grootste zegeningen die de Here zijn volk schonk.

Bovenal focust hij nogmaals op het zuivere voorrecht dat je zonden zijn vergeven, weggedaan en vergeten. Dit alles komt voort, zo merkt David op, uit het karakter van God. ‘Barmhartig en genadig is de HERE, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid’ (103:8). Hij rekent af met onze zonde – maar houdt vol ontferming altijd in gedachten welk zwak maaksel we wel zijn. We mogen dan tijdelijke schepselen zijn, ‘maar de goedertierenheid des HEREN is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen’ (103:17).


Eigen vertaling van de overdenking bij 11 juni uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten