woensdag 10 juli 2013

Vrede, vrede, terwijl er geen vrede is (Jer. 6)


Jozua 12-13; Psalm 145; Jeremia 6; Matteüs 20
Een paar gedachten over de waarschuwingen uit Jeremia 6:

(1) Benjamin (6:1), dat met Juda trouw was gebleven aan het koningshuis van David en daarom niet samen met de tien andere stammen weggevoerd was door Assyrië, lag ten noorden van Jeruzalem. Dus toen plunderende bendes ‘uit het noorden’ kwamen aanzetten, zou je verwachten dat Jeremia hen de raad zal geven zuidwaarts naar Jeruzalem te vluchten, de best verdedigde stad in de hele streek. Maar Jeremia zegt aan Benjamin dat het moet wegvluchten van Jeruzalem – in wezen een voorzegging dat Jeruzalem zelf volledig verwoest zal worden en dat niemand moet verwachten daar een toevlucht te vinden.

(2) Het Hebreeuws van vers 4 lees je letterlijk als ‘Heiligt de oorlog tegen haar’. Elke oorlog was ‘heilig’ in het oude Midden Oosten. De machtige heidense legers werden vergezeld door een staf astrologen en ze vochten onder de bescherming van verschillende godheden. De volgende zinnen weerspiegelen een typisch gevecht. De strijd begon ’s morgens nadat beide zijden voorbereidingen hadden getroffen, en gingen dan de hele dag door, met beide zijden die normaal gezien bij valavond van het slagveld terugkeerden. Maar hier zet de vijand de aanval ’s nachts verder (6:5) – wat een ongewoon meedogenloze en wrede strijd suggereert.

(3) De kern van de aanklacht tegen de burgers van Jeruzalem en Juda is dat ze niets geven om het woord van de Heer. Wanneer de profeet komt met waarschuwingen, zijn hun oren ‘dicht’ (NBV) – letterlijk ‘onbesneden’ (6:10, NBG en HSV) ‘zodat zij niet kunnen luisteren’ (zie de overdenking van gisteren). Waarom? Wat is het probleem? Ze zijn niet letterlijk doof, maar ‘het woord des HEREN is hun tot een smaad, zij hebben daarin geen behagen’ (6:10).

Ondertussen zegt de Heer dat de profeten en priesters ‘trachten de breuk van mijn volk op het lichtst te genezen door te zeggen: Vrede, vrede, terwijl er geen vrede is’ (6:14). Met andere woorden: de meeste religieuze leiders pakken de zonden van de tijd niet aan en proberen niet om het volk van God te hervormen.

Eerder geven ze geruststellende toespraken voor drukke mensen, terwijl ze bovenal thema’s als oordeel en straf vermijden. Hun wandel is een ‘gruwel’ (6:15) omdat het volk niet gewaarschuwd of hervormd wordt. De predikers schamen zich niet het minst, zij ‘weten niet van blozen’ (6:15).

Natuurlijk niet: ze leven met de illusie dat ze het goede doen. Maar de profeet van God moet vragen ‘naar de oude paden, waar toch de goede weg is, opdat gij die gaat en rust vindt voor uw ziel’ (6:16).

Dit is geen oproep tot ongebreideld traditionalisme, maar tot de overgeleverde openbaring van het verbond, van het woord van God, dat verworpen wordt voor een geruststellende illusie: het volk zei ‘Wij willen niet luisteren’ en God zegt ‘mijn wet verwerpen zij’ (6:19).


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten