woensdag 24 juli 2013

Jeremia’s geloof en zielestrijd (Jer. 20)


Richteren 7; Handelingen 11; Jeremia 20; Markus 6
Het hoofdstuk voor ons (Jer. 20) biedt zowel inzicht in Jeremia’s externe omstandigheden in deze fase van zijn bediening als in zijn innerlijke onrust.

(1) Jeremia’s externe omstandigheden: de priester Paschur, de zoon van Immer, is ‘hoofdopziener’ in de tempel, waarschijnlijk hoofd van de veiligheidsmensen, die onder de huidige hogepriester dienst doen.

De profetische acties en woorden van Jeremia uit het voorgaande hoofdstuk, waarmee hij de vernietiging van Jeruzalem en zijn tempel aankondigt, worden bijna gezien als hoogverraad, of godslasterlijk, temeer daar Paschur een van degenen was die ‘vals geprofeteerd’ hebben (20:6), bewerend dat God deze stad nooit in handen van de heidenen zou laten vallen (vgl. 14:14-15).

Dus liet hij Jeremia aanhouden en slaan, wellicht met de wettelijke limiet van veertig zweepslagen (Deut. 25:3 – dit aantal werd in de tijd van Paulus met één verminderd zodat de limiet niet per ongeluk werd overschreden, 2 Kor. 11:24).

Jeremia moet een nacht in de gevangenis doorbrengen, een uitgelezen middel om de vreselijke pijn van verkrampte spieren te garanderen. Tegen de volgende morgen is Paschur op andere gedachten gekomen en laat hij Jeremia gaan.

Als hij denkt dat deze toegeeflijkheid de profeet angstig zal doen ineenkrimpen, heeft hij het verkeerd: Jeremia maakt van de gelegenheid gebruik om Paschur een nieuwe naam te geven die ‘Schrik-van-rondom’ betekent (20:3-4) – een nieuwe beeldrijke voorzegging van het oordeel dat zeker komt, wanneer al Paschurs valse profetieën zullen ontmaskerd worden.

(2) De innerlijke onrust van Jeremia: is de profeet naar buitenuit moedig, dan tonen de volgende verzen (20:7-18) iets van zijn persoonlijke angst. Op dit moment heeft Jeremia al tientallen jaren oordeel gepredikt, en het is nog niet gekomen. Het is steeds makkelijker geworden om hem af te wijzen en te bespotten. De lankmoedigheid van de Heer wordt een excuus voor cynisme (zoals in 2 Petr. 3:8-9).

Jeremia grijpt tijdelijk terug naar stilte, maar het profetische woord brandt zodanig sterk in hem dat hij het niet kan inhouden (20:8-9). Dus spreekt hij, en zijn voormalige ‘vrienden’ luisteren met neerbuigende spot, terwijl ze hopen dat hij iets zal zeggen dat hen in staat zal stellen hem aan de autoriteiten over te leveren en deze dwaze man in de problemen te brengen (20:10).

Jeremia wordt heen en weer geslingerd tussen een gefocust en schitterend geloof dat volkomen vertrouwt dat de Heer hem finaal zal rechtvaardigen (20:11-13), en een verlammende wanhoop die rechtuit wenst dat hij nooit geboren was en zich wentelt in begrijpelijk zelfbeklag (20:14-18).

Misschien zijn er dienstknechten van de Heer die dergelijke hoogten en laagten nooit meegemaakt hebben. Maar ze zijn zeldzaam. Zeker zij die dienen op moeilijke plaatsen weerspiegelen bijna zonder uitzondering in een bepaalde mate de ervaringen van Jeremia. Bid voor christen leiders, in het bijzonder voor hen wiens kring bijzonder ontmoedigend is.


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten