Richteren 9; Handelingen 13; Jeremia 22; Markus 8
Alle ernstige lezers van Jeremia weten dat de verschillende profetieën niet in chronologische volgorde staan. Soms is de volgorde van de profetieën verwonderlijk, soms is ze duidelijk thematisch. In Jeremia 22 vinden we een aantal profetieën over de laatste koningen van Juda, maar de lijst is niet chronologisch geordend.
Misschien is het belangrijkste over deze godsspraken dat ze samen een afweer vormen voor het vooruitzicht op een meer vruchtbare koning, geïntroduceerd in het volgende hoofdstuk.
(1) De eerste negen verzen zijn een voortzetting van de waarschuwing voor Zedekia, het pleidooi om terug te keren tot de voorschriften van het verbond, om de aankomende rampspoed af te wenden.
(2) Jeremia 22:10-12 gaat over Sallum, ook bekend als Joachaz. Hij was een van de zonen van de laatste hervormende koning Josia, die gedood werd in Megiddo in 609 v.C.
Sallum regeerde een luttele drie maanden vooraleer hij afgezet werd door Farao Necho (gedurende de laatste jaren waarin Juda nog steeds een vazal van Egypte was, vooraleer Babylon in 605 de rol van regionale supermacht overnam: zie de commentaren van gisteren).
Weggebracht naar Egypte, keer Sallum nooit meer naar Israël terug – de eerste van de Davidische koningen die stierf in ballingschap.
(3) Sallums oudere broer Jojakim volgde hem op (22:13-23). Jojakim was gedwongen om Egypte een hoge belasting te betalen, maar legde bijkomende lasten op voor zijn eigen verheerlijking. Hij was tiranniek, begerig, hebzuchtig en dwaas (zie 2 Kon. 23:35).
En het ergste nog, hij keerde het hervormingsbeleid van zijn vader Josia om, en beval heidense rites, zelfs die van de onderdrukkende macht, Egypte. Zijn uitbuiting van arbeiders was een schending van het Mozaïsch verbond (Lev. 19:13; Deut. 24:14). De aanklacht van Jeremia is striemend: ‘Zijt gij een koning, als gij wedijvert in cederhout? Uw vader, heeft hij niet gegeten en gedronken en recht en gerechtigheid gedaan? Toen ging het hem wèl’ (22:15).
Het gevolg van Jojakims rampzalige en boze beleid was de ondergang van het land. Wat hemzelf betreft, hij zal een smadelijke dood sterven, en zijn lijk zal met het vuilnis naar buiten gedragen worden (22:19). ‘Ik heb tot u gesproken, toen gij in rust verkeerdet’, zegt God, maar ‘gij hebt gezegd: Ik wil niet horen’ (22:21).
(4) Zijn zoon Jojakin (ook Jechonja genoemd [24:1] of Konjahu [37:1]) nam over in december 598, toen Jojakim stierf.
Op dat moment werd Jeruzalem al belegerd. Jojakin was nauwelijks een knaap, achttien jaar oud. Hij regeerde drie maanden. Toen viel Jeruzalem en hij werd naar Babylon gebracht, waar hij de rest van zijn jaren verbleef – in de gevangenis tot 561, en dan aan het Babylonische hof. Geen van zijn kinderen of kleinkinderen zou op de troon van David zitten (22:30). ‘Land, land, land, hoor des HEREN woord’! (22:29).
Eigen vertaling van de overdenking bij 26 juli uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten