vrijdag 10 mei 2013

Wilt gij weten, gij dwaze mens, dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt? (Jak. 2)


Numeri 19; Psalmen 56-57; Jesaja 8:1-9:7; Jakobus 2

‘Want wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet’ (Rom. 3:28). Zo schrijft de apostel Paulus.

‘Wilt gij weten, gij dwaze mens’, argumenteert Jakobus, ‘dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt?’ … Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof … Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood’ (Jakobus 2:14-26, in het bijzonder vers 20, 24 en 26).

De formele tegenspraak tussen Paulus en Jakobus is zo treffend dat ze doorheen de eeuwen tot onophoudelijke discussie leidde. Veel hedendaagse critici, sceptisch over het feit dat God werkelijk heeft gesproken in de Bijbel, denken dat de passages onverzoenbaar zijn, en dat ze samen aantonen dat er vanaf het begin diverse stromingen waren binnen de christenheid, met afzonderlijke en onderling zelfs tegenstrijdige uitleggingen. Anderen denken dat het ware geheim tot de relatie tussen Paulus en Jakobus ligt in zeer verschillende betekenissen van ‘werken’ of ‘daden’.

Diverse uitlegkundige syntheses werden gegeven, maar ze kunnen hier niet geëvalueerd worden. Het kan echter nuttig blijken om over de volgende punten na te denken:

(a) Paulus en Jakobus krijgen te maken met zeer verschillende problemen. Paulus staat tegenover hen die zeggen dat werken, of ze nu goed of slecht zijn, een fundamentele bijdrage leveren aan het feit of iemand christen wordt (zie een van zijn antwoorden in Rom. 9:10-12). Zijn antwoord is dat ze dit niet doen en ook niet kunnen doen: Gods genade wordt alleen door geloof verkregen.

Jakobus staat tegenover hen die beweren dat reddend geloof zelfs bij hen gevonden wordt die eenvoudig bevestigen (bijvoorbeeld) dat er één God is (Jak. 2:19). Zijn antwoord is dat dergelijk geloof onvoldoende is; zuiver geloof brengt goede werken voort, of anders is het dood geloof.

(b) Er staan dus kwesties van volgorde op het spel. Paulus betoogt dat werken iemand niet kunnen helpen om christen te worden; Jakobus betoogt dat goede werken moeten aan de dag gelegd worden door de christen. Maar Paulus zou het op dit punt niet oneens zijn; zie bijvoorbeeld 1 Korinthiërs 6:9-11.

(c) Paulus’ normale gebruik van ‘rechtvaardiging’ heeft te maken met die daad van God waardoor, op grond van Christus’ werk aan het kruis, Hij schuldige zondaars onschuldig en rechtvaardig verklaart. Dergelijke rechtvaardiging is volkomen genadig (Rom. 3:20; Gal. 2:16). Jakobus focust eerder op ‘rechtvaardiging’ ten opzichte van anderen (Jak. 2:18) en zelfs in het uiteindelijke oordeel. Een oprecht christelijk leven, zegt Jakobus, moet een getransformeerd leven zijn.

Weer is Paulus het niet oneens: ‘Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad’ (2 Kor. 5:10).

Het toekennen van beloningen mag dan uit genade zijn, want zelfs onze goede daden komen uiteindelijk voort uit Gods genade – maar de daden zijn daarom niet minder nodig.


Eigen vertaling van de overdenking bij 10 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten