vrijdag 3 mei 2013

Sterk als de dood is de liefde (Hooglied 8)


Numeri 10; Psalmen 46-47; Hooglied 8; Hebreeën 8
Hooglied 7:9b-8:4 schetst ons een hernieuwde echtverbinding. Het Hooglied toont diverse cycli van vervreemding, aantrekking, verbinding. Maar in de slotverzen (Hooglied 8:5-14) zijn de cycli niet langer in beeld. Alle personages in het boek – de vrouw (de liefelijke), haar zielsbeminde, de dochters van Jeruzalem, koning Salomo, de moeder, de broers – verschijnen opnieuw wanneer de vreugde en toewijding van de geliefden herbevestigd worden.

De ‘vrienden’, blijkbaar de dochters van Jeruzalem, stellen de vraag, ‘Wie trekt daar op uit de woestijn, leunend op haar geliefde?’ (8:5a). Dit ‘leunen’ is niet omdat ze zwak is of ziek, maar het is een aanduiding van intimiteit.

Waarschijnlijk wordt teruggeblikt naar het thema van het plattelandsmeisje dat de gelukkige bruid is geworden. Het Hebreeuwse voorzetsel toont dat in de tweede helft van vers 5 de bruid zelf, de liefelijke, aan het woord is, waarbij ze haar zielsbeminde aanspreekt.

Ik ken geen volledige bevredigende verklaring van 8:5b. Misschien kijkt de vrouw terug naar haar eerste ontmoeting met degene die haar zielsbeminde zou worden, en misschien was het op dezelfde plaats waar zijn moeder hem ontving en baarde. Indien dit het geval is, duidt ze een bepaalde familiale link aan, een intergenerationele verbinding.

Koppels mogen dan denken dat zij de eersten zijn om liefde voor elkaar op te vatten, maar deze vrouw is schrander genoeg om de samenhang te begrijpen tussen menselijke liefde en leven. Voor haar geldt: ‘sterk als de dood is de liefde’ (8:6). Wanneer de dood roept, kan niemand die een halt toeroepen; wanneer de liefde roept is hetzelfde waar.

In dit licht is ‘naijver’ (8:6) niet het monster met de groene ogen, maar gaat het om gepassioneerde, terechte eigendomsclaims (zoals in Ex. 20:5). Ware liefde kan noch uitgedoofd, noch gekocht worden (8:7).

Commentatoren zijn het oneens over wie aan het woord is in 8:8-9, maar het klinkt alsof het de broers zijn (vgl. 1:6). De ‘jonge zuster’ over wie ze het hebben is ofwel de geliefde zelf, die ze nog niet klaar achten om te huwen, en die zij op een directe manier van antwoord dient (8:10); of, meer waarschijnlijk, gaat het om de jongere zuster van de geliefde en haar broers, die seksueel nog niet rijp is.

Het punt van hun commentaar is dan tweevoudig: een hint geven met betrekking tot een aankomende generatie die ook weer verliefd zal worden, en de cyclus weer helemaal opnieuw zal laten starten; en te dienen als een bescherming voor de maturiteit en de vreugde van de liefelijke in haar echtverbinding met haar zielsbeminde.

Indien de metafoor van de ‘wijngaard’ blijft staan (8:11-12; vgl. 2:15), dan benadrukt de zielsbeminde dat Salomo misschien wel een grote harem kan hebben, maar de enige die de ‘wijngaard’ van de geliefde kan weggeven, is de geliefde zelf. Hij kan haar liefde niet dwingen, noch voor zichzelf (de duizend zilverlingen), noch voor anderen (de tweehonderd zilverlingen – het percentage van de winst van een wijngaard die gedeeld wordt door de arbeiders); zij schenkt het. De slotverzen zijn een herneming van liefde die voltrokken wordt.


Eigen vertaling van de overdenking bij 3 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten