zondag 12 mei 2013

Een rest zal zich bekeren … tot de sterke God (Jes. 10)


Numeri 21; Psalmen 60-61; Jesaja 10:5-34; Jakobus 4

De insteek van Jesaja 10:5-34 is maar al te duidelijk. Aan het begin en bij het slot (10:5-19, 28-34) ligt de nadruk op het feit dat het machtige Assyrië zelf verpletterd zal worden nadat God het gebruikt heeft om zijn verbondsvolk te straffen. In het middengedeelte (10:20-27) wordt het volk van God bemoedigd niet te vrezen en niet te vertrouwen op Assyrië, maar te vertrouwen op de Heer alleen.

Ik zal aanvangen met het middengedeelte (10:20-27). Een van zijn grote thema’s is ‘het overblijfsel’. Het oordeel zal neerdalen, maar het volk van God zal niet weggewist worden: er zal een overblijfsel zijn. Deze ‘rest van Israël’ (10:20) verwijst waarschijnlijk niet naar het overblijfsel van het noordelijke koninkrijk Israël, maar naar de rest van de Israëlieten uit zowel het zuiden als het noorden (merk de parallel op tussen ‘Jakobs huis’, de gezamenlijke voorouder, en ‘rest van Jakob’, 10:20, 21).

‘Verdelging is vast besloten, overvloeiende van gerechtigheid’ (10:22), voor ‘heel het land’ (10:23, HSV. Merk op, NBG heeft het over ‘in het midden van de ganse aarde’).

Maar een overblijfsel zal terugkeren, niet slechts naar een plaats, maar ‘tot de sterke God’ (10:21). In het licht van dergelijke beloften, zou het volk van het zuidelijke koninkrijk, Gods ‘volk, dat in Sion woont’ (10:24), niet mogen vrezen voor de Assyriërs, zelfs al worden ze door hen verslagen. Gods toorn tegen Israël zal eindigen; het zal zelfs niet lang duren vooraleer die zich zal keren tegen de Assyriërs zelf (10:25-27).

Dit brengt ons bij de secties aan beide zijden van 10:20-27. Aan de ene kant is het thema heel duidelijk. De God die Assyrië gebruikt om zijn nukkige verbondsgemeenschap te straffen houdt Assyrië niettemin verantwoordelijk voor zijn eigen zonden, en zal hen uiteindelijk vernietigen. Het rijk dat niets meer is dan een strijdbijl in de hand van God, gehanteerd tegen een opstandige natie (10:15), zal uiteindelijk zelf neergeslagen worden door God (10:34). Het uitspreken van dit oordeel is bedoeld om geloof en volharding te bewerken bij het overblijfsel.

Er is een belangrijk theologisch neventhema in dit hoofdstuk; de bijbelse spanning tussen Gods soevereiniteit en de menselijke verantwoordelijkheid komt krachtig naar voren. God gebruikt het machtige Assyrië alsof het niets meer is dan een werktuig in zijn handen (10:5, 15).

Hij maakt zelf gebruik van Assyrië om Israël te bestraffen (10:6). Assyrië is zich natuurlijk helemaal niet bewust van Gods besturing. Toch wordt het verantwoordelijk geacht voor zijn eigen daden en gedragingen, vooral voor haar arrogantie en trots (10:7-11, 13-14). Dus zal God het straffen (10:12).

Deze spanning tussen Gods soevereiniteit en de menselijke verantwoordelijkheid mag niet veracht of verworpen worden, maar moeten we dankbaar aangrijpen, want dit zal ons bewaren voor zowel het ontkennen van de realiteit van het kwaad als voor de voorstelling dat het kwaad uiteindelijk zou kunnen overwinnen. Denk verder na over Handelingen 2:23; 4:27-28.


Eigen vertaling van de overdenking bij 12 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten