maandag 13 mei 2013

Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen (Jes. 11)


Numeri 22; Psalmen 62-63; Jesaja 11-12; Jakobus 5

Jesaja 1-12 vormt het eerste grote deel van het boek; Jesaja 11-12 sluit dit deel af met een beeld van de volmaakte koning en de veranderingen die hij zal brengen, met de Heer die geprezen wordt in Sion.

Er is een snelle omschakeling van de vernietiging van Assyrië in Jesaja 10 naar de instelling van het koninkrijk van God in Jesaja 11. De twee zijn duidelijk theologisch verbonden: het is Gods initiatief dat beide feiten bewerkt. Niettemin is het historische proces in Jesaja’s profetie enorm gebald.

In het gezicht waardoor hij tot de profetische bediening geroepen wordt, zag Jesaja een zaad voortkomen uit de stronk, het overblijfsel van Israël (6:13). Nu valt Assyrië als een machtig bos voor de bijl van God (10:33-34) – en een spruit komt voort uit de stronk van Jesse (11:1), d.w.z. uit het Davidisch koningshuis.

Wanneer in 4:2 de spruit verwijst naar het overblijfsel, of naar het reddend werk van de Heer doorheen het overblijfsel, dan verwijst het hier expliciet naar de Messias. ‘Messias’ betekent gewoon ‘gezalfde’, zo was elke gezalfde koning in de Davidische lijn in die zin een ‘messias’. Maar alleen de ultieme Messias kon de rol invullen die hier wordt beschreven.

Op unieke wijze bekrachtigd door de Geest van God (11:2-3a; vgl. Joh. 3:34), is zijn regering vlekkeloos rechtvaardig (11:3b-5), de antithese van de corruptie in de natie die Gods oordeel over zich riep.

Zo volmaakt en absoluut zal de regering van de Messias zijn dat dood en verderf zullen sterven: de ultieme staat die Hij inluidt zal volmaakt zijn (11:7-9).

De verzen 10-16, het tweede deel van hoofdstuk 11, verklaren een aantal symbolische elementen uit de voorgaande verzen. Gods verbondsvolk wordt terug tot Hem bijeengebracht (11:11-16), maar ze worden omsingeld door de volkeren die ook naar Hem op zoek zullen gaan (11:10).

De banier die over deze enorme massa (11:10, 12) wordt geheven, kenmerkt de regering van de Messias, ‘en zijn rustplaats zal heerlijk zijn’ (11:10). Aan de ene kant verwijst de ‘rest’ die op deze manier bijeengebracht wordt naar de overlevenden van het historische Israël (11:12), maar in de profetische samenballing zijn ze ook de generatie van het uitverkoren en trouwe volk van God in de laatste dagen.

De lof van hoofdstuk 12 wordt gericht tot ‘de Heilige Israëls’, een van Jesaja’s titels voor God. In hoofdstuk 11 bevindt de Messias zich onder zijn volk en zijn regering heeft een aanvang genomen; in hoofdstuk 12 bevindt God zich onder zijn volk en wordt Hij geprezen. Je ziet al gauw dat de tegenwoordigheid van de Messias en de tegenwoordigheid van God één en hetzelfde zijn, net zoals in Jesaja 9:2-7 de Davidische koning ook de machtige God is.

Hier vind je de vervulling van de redding. ‘…Mijn sterkte en mijn psalm is de HERE HERE, en Hij is mij tot heil geweest. Dan zult gij met vreugde water scheppen uit de bronnen des heils’ (12:2-3).


Eigen vertaling van de overdenking bij 13 mei uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten