donderdag 25 april 2013

Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen (Pred. 12)


Numeri 2; Psalm 36; Prediker 12; Filemon
Hoewel de Leraar nooit bij de volheid van perspectief aanbelandt die de schrijvers van de Schrift uit het nieuwe verbond karakteriseert, vermindert zijn scepticisme nu hij een aantal fundamentele standpunten aanmoedigt die absoluut afhankelijk zijn van een rechtvaardige God die het einde al kent van in het begin, zelfs al kennen wij dit einde zelf niet.

Op die manier heeft hij zijn lezers al twee dingen verteld:

(a) weiger slechts voor vandaag te leven; investeer moedig in de toekomst, terwijl je bedenkt dat deze wereld God toebehoort (11:1-6);
(b) leef dankbaar en blij met de goede gaven die je gekregen hebt (11:7-10).

In Prediker 12 komt Qohelet met een laatste vermaning: wees godvrezend, te beginnen in je jeugd; want of we nu al dan niet betekenis vinden louter ‘van beneden’ gezien, dan mogen we er toch zeker van zijn dat God alles in het oordeel brengt.

‘Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren’ (12:1), zo schrijft de Leraar. God ‘gedenken’ betekent niet gewoon maar het pure feit van zijn bestaan in herinnering brengen, maar alle illusies van onafhankelijkheid en zelfstandigheid loslaten terwijl God zijn rechtmatige centrale plaats in onze levens terugkrijgt.

God heeft alles geschapen, Hij alleen ziet het volledige patroon, Hij is degene die de eeuwigheid in ons hart gelegd heeft (3:11). Hij is degene die alles goed gemaakt heeft, en wij zijn degenen die zoveel schade aangericht hebben met onze intriges (7:29).

Dus gedenk Hem, vermaant Qohelet ons, ‘voordat de kwade dagen komen’ (12:1) – en dan legt hij in beeldende taal uit hoe de ouderdom eruitziet. Aan een gevorderde leeftijd kan het dat we niet langer behagen vinden in onze jaren (12:1). We bereiken de winter van het leven (12:2); we worden als een oud huis, dat vergaat en vervalt, met alleen maar een paar relieken over (12:3). Ons gehoor vermindert (12:4b); in plaats van een vaste tred of het springen over de rotsen, zijn we bang van hoogten en vrezen we weggeduwd te worden op straat.

De amandelboom heeft een donkere kruin in de winter en wordt wit bij de lentebloesems, net zoals ons haar wit wordt (12:5). Lijdend aan artrose en versleten gewrichten, hobbelen we rond als een lompe sprinkhaan (12:5).

Het zilveren koord is wellicht de ruggengraat, de gouden lamp de schedel; de kruik is het hart: alles gaat achteruit, en we keren terug tot het stof waaruit we voortkomen – zoals God zelf, aan deze zijde van de vloek, gezegd had dat met ons zou gebeuren (Gen. 3:19).

Het is verre van duidelijk of Qohelet met de uitdrukkingen ‘ons eeuwig huis’ (12:5) en ‘de geest’ die ‘wederkeert tot God’ hetzelfde bedoelt als de Nieuwtestamentische schrijvers ermee bedoelden, maar zelfs hij is nu behoorlijk zeker dat ‘God elke daad zal doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad’ (12:14). Dus ‘Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen’ (12:13).


Eigen vertaling van de overdenking bij 25 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten