zondag 28 april 2013

Op mijn legerstede des nachts zocht ik mijn zielsbeminde (Hooglied 3)


Numeri 5; Psalm 39; Hooglied 3; Hebreeën 3

Aan het einde van Hooglied 2 vind je de geliefden die hartstochtelijk hun wederzijdse verrukking voor elkaar uitdrukken en de exclusiviteit van hun liefde die ze elk voor de ander koesteren. Maar Hooglied 3 begint met de vrouw, de liefelijke, die vertwijfeld op zoek is naar haar geliefde.

Veel commentatoren hebben gesuggereerd dat hoofdstuk 3, en misschien het volledige gedeelte van hoofdstuk 3-6, een dromenreeks is. Dit kan correct zijn: ‘Op mijn legerstede des nachts zocht ik mijn zielsbeminde’ (3:1, cursief toegevoegd), zegt de geliefde.

In het eerste tafereel (3:1-5) zoekt de geliefde naar haar zielsbeminde, en ze veronderstelt gewoon dat, omdat zij de man kent naar wie ze zoekt, alle anderen dat ook zouden moeten doen – inclusief de politiebeambten met wachtdienst (‘de wachters’). Ze vindt hem en brengt hem naar de kamer van haar moeder (3:4), een aanduiding voor de officiële voltrekking.

De samenhang van het volgende tafereel (3:6-11) wordt betwist. De beste poging is dat de ‘wat’ uit 3:6 (vrouwelijk Hebreeuws voornaamwoord) verwijst naar de vrouw. Zij wordt gebracht vanuit haar huis op het platteland naar het paleis – en in Salomo’s draagstoel, een prachtig ontworpen luxueus vervoersmiddel.

Salomo zelf is aanwezig, en de ‘dochters van Sion’ kijken toe en uiten hun ‘ooohh’s en aaaahh’s’ wanneer het koppel optrekt naar hun nieuwe woning. Dit leidt dan naar de uitbundige taal van de zielsbeminde in hoofdstuk 4.

Of dit nu om een droomsequentie gaat of niet (ik ben geneigd te denken van wel), een ding is overduidelijk en dat is dat de taal van liefde de taal is van wederzijdse lof en wederzijdse uitnodiging. Alles wat minder is zal de liefde verstikken.

Indien de taal van lof en uitnodiging alleen maar eenrichtingsverkeer is, bijvoorbeeld, zal het na een tijd slijten of maken dat de spreker zich slaafs voelt of misschien wanhopig. Indien de taal van liefde de taal zou zijn van lof maar niet van uitnodiging, is het mogelijk dat er nooit intimiteit uit groeit – een goede relatie maar geen goede seks; indien het de taal is van uitnodiging maar niet van lof, kan het degenereren in wederzijdse bevrediging, maar zonder wederzijdse opbouw – goede seks maar geen goede relatie.

Velen van ons die gehuwd zijn en nadenken over de taal van het Hooglied zijn lichtelijk verveeld met zijn seksuele vrijpostigheid. Maar dit kan wel eens meer zeggen over wie wij zijn dan over wie God wil dat wij zijn.

Zoals alles dat God goed gemaakt heeft, kunnen huwelijk en seksualiteit en intimiteit getrivialiseerd en gesensationaliseerd en gebrutaliseerd worden. Maar God schiep ze als goed.

Het is een vereiste voor gelovigen, voor zover hun vernieuwde natuur hen aan deze kant van de nieuwe hemel en nieuwe aarde mogelijk maakt, om Gods goedheid aan de dag te leggen op elk terrein waarin Hij ons roept. Wij die gehuwd zijn, moeten ons er bewust op toeleggen om de taal van wederzijdse lof en uitnodiging te ontwikkelen.


Eigen vertaling van de overdenking bij 28 april uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten