Op vrijdag 29 januari gaf Ger De Koning (Middelburg) een lezing in CC De Steiger in Menen over "De hel". Dit is deel 2 van mijn notities van deze lezing. Merk op: dit is niet de letterlijke weergave van de toespraak.
In Lukas 16 gaat het niet om een gelijkenis. Daar is geen aanwijzing voor. In gelijkenissen noemt de Heer immers normaal geen namen, dit wordt nooit gedaan. Hier noemt hij namen: Abraham en Lazarus. Dit is een inkijk in het hiernamaals en in de 2 manieren waarop we in de eeuwigheid zullen zijn.
Aan de ene kant een rijk mens. Het leven was een feest. Prachtig gekleed, heerlijk eten. Aan de voorpoort: de arme Lazarus die vol begeerte keek naar honden die smulden van wat van tafel viel. Niemand wierp het hem toe.
Het moment van de waarheid komt: het moment van de dood. Het gebeurde dat de arme stierf. Hij werd gedragen in de schoot van Abraham. Van de rijke lees je dat niet. Nu moeten we niet denken dat die verloren ging om zijn rijkdom. Dit wint soms veld in de theologie: dat de armen het zgz beter krijgen en de rijken het slecht krijgen. Er is niets tegen rijkdom. Wel tegen verkeerd gebruik van die rijkdom: alleen voor jezelf.
We leven in een deel van de wereld waarin we het vrij goed hebben. Wat doen we met onze middelen? Veel christenen maken overmatig gebruik van hun rijkdom. Het christendom is een heel makkelijk leventje als je aan niets gebrek hebt. Christenen eten zich elke dag vol en hebben huizen alsof ze duizend jaren zullen leven op aarde. Het ware Christendom wordt gezien in de betekenis van de naam van Lazarus: God is mijn hulp. Dat heeft deze man laten zien. Hij is niet in opstand gekomen. Hoeveel christenen willen niet wat een ander ook heeft? Jaloersheid die drijft tot het aankopen van dingen waarvoor we schulden maken. Zo ken ik bijv. een gemeente waar iedereen een caravan wil. Een etage bijbouwen. Mee willen doen. Het niet kunnen hebben dat anderen iets beter hebben. Ipod of gsm of computerspel … want hij/ zij heeft het ook. Dat maakt de christenen lam. Als blijkt dat het niet meer is dan een vernisje. De manier waarop je met je bezit omgaat brengt aan het licht of je echt voor Christus leeft.
Hoe zou u willen dat mensen aan u terugdenken als ze aan uw graf staan? Over de doden niets dan goeds. Soms is een begrafenis wel een huichelachtige bedoening. Maar hoe wilt u herinnerd worden? Als iemand die voor de Heer geleefd heeft? Die om de Heer ook Hem gediend heeft met zijn bezit? Of zal er gezegd worden: best een goed mens geweest, maar veel van Christus heb ik er niet in gezien? Mensen kunnen soms uren praten over reizen die ze maakten. Is dàt waar we voor leven? Uren praten over die vakantie? Maar waar praat jij over? Waar kunnen we elkaar mee dienen? Hebben we iets moois gelezen in de bijbel over Hem? Waar is ons hart vol van? Dit blijkt uit de manier waarop we praten en leven. Straks is geen verandering meer mogelijk. Als je op je sterfbed ligt, dan heb ik niet de indruk dat iemand dan zal denken: jammer dat ik niet een hoger level op mijn pc gehaald heb.
Begin er maar nu mee, ga maar eens wat teksten leren, een hoger level in Bijbelkennis behalen. Vorig jaar was ik op een jongerenconferentie in Zeeland. 2 jongeren kwamen naar me toe met de vraag ‘Kunt u ons vertellen hoe we best Bijbelteksten kunnen uit het hoofd leren?’ Ze wilden zoveel leren uit de Bijbel en wisten niet wat ze dan wel moesten en niet moesten doen. Waar zijn de jongeren die je nog moet afremmen, die een hart hebben voor het woord van God? Het woord in je hart opnemen; zoals in Kolossers staat: laat het woord rijkelijk in u wonen. Dit is waar er naar geluisterd moet worden. Daar verwijst Abraham ook de rijke man naar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten