maandag 17 november 2014

'U bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God' (Hebr. 12)


1 Kronieken 9-10; Hebreeën 12; Amos 6; Lukas 1:39-80

De inspanningen van de auteur van de brief aan de Hebreeën om zijn lezers het transcendente belang van Jezus en het nieuwe verbond te doen vatten, tegenover het oude verbond dat God gaf bij Sinaï, brengen ons snel bij een nieuw en interessant contrast in Hebreeën 12:18-24.

Aan de ene kant zijn christenen ‘niet genaderd tot een tastbaar en brandend vuur (12:18) [in het Engels luidt het ook dat christenen niet zijn gekomen tot een berg die kan worden aangeraakt en die brandt met vuur: ‘have not come to a mountain that can be touched and that is burning with fire‘, JL]– de verwijzing gaat duidelijk naar de berg Sinaï wanneer God er neerdaalde en Mozes ontmoette.

De verschrikking van die theofanie wordt uiteengezet in zeer grafische bewoordingen. God zelf verklaarde ‘Zelfs als een dier de berg aanraakt, zal het worden gestenigd’ (12:20). Zelfs Mozes ervoer diepgaande vrees (Deut. 9:19; Hebr. 12:21). Christenen zijn niet genaderd tot die specifieke berg.

Aan de andere kant zijn christenen tot een andere berg genaderd. Maar hier zet de auteur ons even op het verkeerde been. Eerst klinkt het alsof hij wil zeggen dat de berg die we naderen niet Sinaï is, verbonden met de woestijn en het geven van de Wet, maar de berg Sion, de plaats waar de tempel werd gebouwd in Jeruzalem, de zetel van het koningshuis van David. Maar dan wordt het plots duidelijk dat de tekst niet focust op het geografische en historische Sion, maar op zijn tegenbeeld: ‘de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem’ (12:22).

Je kunt heel wat zeggen over deze typologie, maar ik zal me beperken tot twee opmerkingen.

Ten eerste strekt ze zich uit naar andere Bijbelboeken. De typologie zelf is gebaseerd op de terugkeer uit de ballingschap. De hoop van de bannelingen was dat ze naar Jeruzalem zouden terugkeren. Jeruzalem werd het symbool van alles wat hersteld kon worden. Al in de literatuur van het Judaïsme uit de tweede-tempelperiode spreken Joden soms over ‘het nieuwe Jeruzalem’ of iets vergelijkbaars dat hemels, volmaakt is. Zo ook in het Nieuwe Testament. Paulus kan spreken over ‘het Jeruzalem dat boven is’ (Gal. 4:26). Het laatste boek van de Bijbel ziet het Nieuwe Jeruzalem uit de hemel neerdalen (Opb. 21).

Ten tweede, als christenen tot dit ‘hemelse Jeruzalem genaderd’ zijn, wat betekent dit dan in feite? Het betekent dat we door christen te worden nu zijn toegetreden tot de gemeenschap van hen die ‘vergaderd’ zijn voor de tegenwoordigheid van de levende God. Ons burgerschap is in de hemel; onze namen zijn ingeschreven in de hemel.

We sluiten aan bij de vreugdevolle bijeenkomst van ontelbare duizendtallen van engelen rond de troon. Kortom, we zijn gekomen ‘tot God, de Rechter over allen’; we hebben ons aangesloten bij de ‘geesten van rechtvaardigen die de voleinding bereikt hebben’ (Heb. 12:23).

Bovenal zijn we gekomen ‘tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond’ (12:24). Hier is de ultieme visie van wat het betekent om de ‘feestelijke en plechtige vergadering [of: ‘gemeenschap’, NBV] van eerstgeborenen’ te zijn (Heb. 12:23).


Eigen vertaling van de overdenking bij 17 november uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten