zaterdag 15 november 2014

5 keer 'Laten wij … ' (Hebr. 10)

1 Kronieken 5-6; Hebreeën 10; Amos 4; Psalmen 148-150

Hebreeën 10 brengt veel van de eerdere thema’s uit dit boek samen, terwijl het een aantal nieuwe naar voren schuift. Het hoofdstuk markeert ook een overgang: vanaf 10:19 verandert de balans tussen uitleg en vermaning. Nu is er meer van het laatste en minder van het eerste.

We vinden de samenvatting van het voorafgaandelijke onderricht aan het begin van het hoofdstuk: ‘Want daar de wet [waarmee de auteur het volledige wetsverbond bedoelt, vooral zijn tabernakel, priesterlijke systeem en offeranden] slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf, is zij nimmer in staat ieder jaar met dezelfde offeranden, die onafgebroken gebracht worden, degenen, die toetreden, te volmaken’ (10:1).

Integendeel, wij bezitten ‘volle vrijmoedigheid (…) om in te gaan in het heiligdom [niet het heilige der heiligen van de oude tabernakel of tempel, maar zelfs de tegenwoordigheid van de levende God] door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel’ (10:19-20).
Dit is de aanzet voor een rij van vijf ‘laten wij’-uitspraken.

(1) Laten wij toetreden (10:22 in NBG [of ‘laten we God dan naderen’ in NBV]). Omdat een offer voor ons is gebracht dat zodanig volmaakt en finaal is, laten we er dan gebruik van maken, en naderen tot deze heilige God ‘met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs’, precies omdat ons geweten is gereinigd.

(2) Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden (10:23). Wat Christus heeft verwezenlijkt op het kruis is de vervulling van de voorbeelden en voorzeggingen uit het Oude Testament, maar de climax van wat het inluidt is nog altijd toekomstig. Onze ultieme rechtvaardiging en verandering liggen nog voor ons. Maar deze hoop is al even zeker als de triomf van Christus effectief was, ‘want Hij, die beloofd heeft, is getrouw’ (10:23).

(3) En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken (10:24). We zijn niet op zoek naar de vervulling als geestelijke individualisten [of ‘lone rangers’]; christenen leven nu in de gemeenschap van de kerk en zullen dan leven in de gemeenschap van de hemelse stad.

(4) Verwoord in negatieve zin, laten wij de onderlinge bijeenkomst niet nalaten (10:25). Gewoon omdat sommigen vervallen in patronen van zich terugtrekken of onttrekken, is dit nog geen reden voor ons om hetzelfde te doen, als we werkelijk de grootheid van de redding vatten waaraan we deel kregen en de heerlijkheid die nog geopenbaard moet worden.

(5) Met andere woorden, laten we elkaar aansporen – zelfs zoveel te meer ‘naarmate gij de Dag ziet naderen’ (10:25). Iedereen zal van tijd tot tijd vermoeid raken, of vervallen in onrust of zelfgerichtheid. Als alle gelovigen zich daartoe verbinden dat ze elkaar zullen bemoedigen in het evangelie en in alles wat het schenkt en belooft, dan zal er veel minder individueel falen zijn, waartegen de auteur waarschuwt in de resterende verzen van het hoofdstuk.


Eigen vertaling van de overdenking bij 15 november uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten