1 Kronieken 19-20; 1 Petrus 1; Jona 3; Lukas 8Een van de grote pretenties van het menselijk bestaan is dat onze sterfelijke levens eeuwig duren. Hoewel jonge mensen theoretisch wel weten dat er een einde komt een elk menselijk leven, handelen ze alsof de dood hen nooit zal treffen. Decennia later weten ze wel beter, maar zelfs dan handelen de meesten alsof hun families beslist zullen voortbestaan, of alsof minstens hun cultuur of land toch zullen overleven.
De meest vooruitzienden weten dat het niet zo is. Mensen sterven, familiebanden doen dat ook. Misschien met uitzondering van wie heel erg bezig zijn met genealogische archeologie, weten we niet veel over onze families als ze meer dan drie of vier generaties in het verleden liggen – en ook wijzelf zullen enkele generaties van hier niet worden herinnerd.
Machtige koninkrijken vallen. Ze worden verdeeld, verzinken tot een vazallenstatus als derde- of vierderangsmachten, of gaan op in de vergetelheid.
We mogen dan een onsterfelijke bestemming hebben, toch is er niets veilig dat strikt verbonden is met dit leven, niets is onveranderlijk, niets blijft duren. ‘Alle vlees is als gras en al zijn heerlijkheid als een bloem in het gras; het gras verdort en de bloem valt af’ (1 Petr. 1:24).
Maar er volgt nog een zin in dit citaat uit Jesaja 40:6-8: ‘maar het woord des Heren blijft in der eeuwigheid’ (1 Petr. 1:25). Hieruit volgt dan dat menselijke wezens die hongeren naar het transcendente niets beters kunnen doen dan zichzelf op één lijn brengen met Gods onveranderlijke en blijvende woord. En er staan diverse aanwijzingen in dit hoofdstuk met betrekking tot wat dit betekent in de praktijk.
(1) ‘Dit nu is het woord, dat u als evangelie verkondigd is’ (1:25): precies het evangelie dat verkondigd werd aan Petrus’ lezers is het woord van de Heer dat voor altijd blijft. Gehecht zijn aan het Evangelie is gehecht zijn aan wat voor eeuwig blijft. Hetzelfde geldt niet voor gehecht zijn aan een politiek systeem of een economische theorie of professionele vooruitgang.
(2) Meer concreet zijn christenen ‘wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God’ (1:23). Dit wat ons veranderd heeft en nieuw leven schonk van God zelf, was niet fysieke bevruchting, maar geestelijke wedergeboorte, tot stand gebracht door het blijvende woord van God.
(3) Het woord dat voor Jezus’ komst door profeten werd doorgegeven, blikte vooruit naar de openbaring die exclusief in Hem kwam (1:10-12). Dit betekent dat het allemaal één was: dit was altijd het plan, wat ook die Oudtestamentische profeten er nu wel of niet van begrepen hadden.
(4) De ‘wedergeboorte’ (1:3) die we mochten ervaren door de werking van het blijvende woord van God, opent voor ons ‘een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof’ (1:4-5).
Eigen vertaling van de overdenking bij 24 november uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten