woensdag 16 april 2014

Vergeef mij, HEER, mijn grote schuld (Ps. 25)


Leviticus 20; Psalm 25; Prediker 3; 1 Timotheüs 5
Een van de verrassende kenmerken van Psalm 25 is de verscheidenheid aan noden die David bij de Heer brengt om ze te lenigen.

David verkeert in gevaar om door vijanden te worden overmeesterd en daarbij te schande te worden gemaakt (Ps. 25:2). Hij wil Gods wegen en paden kennen en Gods waarheid leren (25:4-5).
Hij smeekt God dat Hij de zonden van Davids opstandige jeugd niet zou gedenken (25:7); bovendien erkent hij dat er tijden zijn waarin zijn ongerechtigheid groot is en hij vergeving nodig heeft (25:11). David belijdt dat hij eenzaam is en ellendig, heel angstig (25:16-17).
Hij spreekt opnieuw over zijn ellende en moeite, alludeert nogmaals aan zijn zonden, en voelt zich bedreigd door het toenemend aantal vijanden dat hem haat (25:18-19).

Bovendien is het – te oordelen naar het laatste vers (25:22) – goed mogelijk dat David erkende dat zijn eigen dieptepunten en falen een weerslag hadden op het welzijn van het volk dat hij als koning diende; dus strekt zijn gebed zich ook uit naar hen.

Het is natuurlijk belangrijk om na te denken over hoe de Heer zijn verbondsvolk genadig helpt op zulke buitengewoon diverse manieren. Maar hier wil ik toch op iets wijzen dat een beetje anders is, namelijk hoe zoveel van de euvels en crisissen die ons teisteren met elkaar verbonden zijn.

De verschillende zaken die David vermeldt zijn geen losse items op een lijst. Ze staan op verschillende manieren met elkaar in verband.

Wanneer David bijvoorbeeld bidt dat zijn vijanden hem niet beschaamd zullen maken, erkent hij dat alleen God de uiteindelijke rechter is, zodat op het eind allen beschaamd zullen worden die ‘trouweloos handelen zonder oorzaak’ (25:3).

Maar dit betekent dat David zelf Gods wegen en Gods waarheid moet leren; ook zijn eigen zonden moeten worden vergeven. Hij moet zich nederig aan het verbond houden (25:9-10), terwijl hij de Here op gepaste wijze vreest (25:12, 14).

Omwille van de problemen waaronder hij leidt, is hij niet slechts verdrukt maar ook eenzaam (25:16) – angst op een bepaald terrein geeft zo vaak voeding aan een gevoel van wanhopige eenzaamheid, zelfs vervreemding.

Maar de uiteindelijke smeekbeden van de psalm verworden niet tot een wentelen in zelfmedelijden, maar sommen de verbanden op die al werden gelegd: David heeft bevrijding nodig van zijn vijanden, vergeving van zijn zonden, verlossing uit zijn verdrukking, en persoonlijke integriteit en oprechtheid, allemaal verbonden met de bescherming door de Here God zelf.

Hier vind je een gezond zelfbewustzijn. Soms zijn onze gebeden voor verlossing zo gedrenkt in eigenliefde; soms ontbreekt het bij onze verzoeken om gerechtigheid aan besef hoe endemisch [of ziekelijk, JL] zonde werkelijk is, zodat we onbezorgd blijven over onze eigen ongerechtigheid. Maar hier komen we een man tegen die niet slechts God kende en wist hoe te bidden, maar ook zichzelf kende.


Eigen vertaling van de overdenking bij 16 april uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten