donderdag 24 april 2014

'Van uw gerechtigheid zal mijn tong spreken' (Ps. 35)

Numeri 1; Psalm 35; Prediker 11; Titus 3
Psalm 35 is een van de psalmen die gewijd is aan het thema ‘gerechtigheid’ (zie ook de overdenking van 10 april). Veel christenen voelen er zich ongemakkelijk bij. De lijn tussen die rechtvaardigheid en wraakzucht lijkt soms wat dun. Hoe kan je de gedachtegang uit deze psalm ooit rijmen met de leer van de Heer Jezus over de andere wang toekeren (Matt. 5:38-42)?

Is er aan de hele zaak niet een, zeg maar, vervelende rand? Want uiteindelijk vraagt David niet alleen maar dat hij zelf zou worden gered van de schadelijke invloeden van hen die hem onterecht aanvallen (zie bijv. 35:17, 22-23), hij vraagt ook expliciet dat zijn vijanden ‘beschaamd en vernederd worden’ (35:4), dat ze ‘verstrikt raken in hun eigen netten en zelf de ondergang tegemoet gaan’ (35:8).

Twee overwegingen:

(1) In sommige gevallen spreekt David niet slechts vanuit een gevoel slecht te worden behandeld als individueel persoon, maar ook vanuit een bewustzijn van zijn verantwoordelijkheden als koning, als de gezalfde dienstknecht van de Heer. Als hij trouw is aan het verbond, dan gaat het zeker om de naam van de Heer wanneer Gods ‘zoon’, de door de Heer aangeduide koning, wordt beschadigd.

Want de Heer wil vrede voor zijn dienaar (35:27, [vnl. NBV, NBG spreekt over ‘heeft welgevallen aan het heil van zijn knecht’]), en David erkent dat zijn eigen behoud verbonden is met het welzijn van hen die weerlozen in het land zijn (35:20 [‘de stillen in den lande’]). Dus staat publieke gerechtigheid op het spel en gaat het niet om persoonlijke wraak, waartegen de Heer Jezus zo krachtig betoogt in de al geciteerde woorden.

(2) Nog belangrijker, alhoewel christenen de andere wang toekeren, wil dit niet zeggen dat ze laks zijn met betrekking tot rechtvaardigheid. We houden vast dat God volkomen rechtvaardig is en Hij is degene die zegt ‘Aan Mij komt de wraak en de vergelding toe’ (Deut. 32:35). Dit is waarom we plaats laten voor de toorn van God (Rom. 12:19).

Hij is de Enige die uiteindelijk de rekeningen accuraat kan vereffenen, en daar anders over denken is pretenderen dat we de plaats van God kunnen innemen. David vraagt slechts dat God zou doen wat Hij zelf gezegd heeft uiteindelijk te zullen doen: het recht uitvoeren, de rechtvaardigen vrijspreken, en de getrouwen aan het verbond verdedigen.

Het laatste hoofdstuk van Job is net daarom geen anticlimax: Job werd gerechtvaardigd. Bij het lijden van de Heer Jezus krijg je hetzelfde patroon. Hij maakte zichzelf tot niets en droeg de verschrikking van het kruis, in gehoorzaamheid aan zijn Vader (Fp. 2:6-8). Uiteindelijk werd Hij uitermate verhoogd (Fp. 2:9-11).

Ook wij kunnen lijden onder onrecht en schreeuwen om de vergeving van onze belagers, zoals Jezus deed – zelfs als we ook schreeuwen dat het recht mag zegevieren, dat God wordt verheerlijkt, dat zijn volk wordt gerechtvaardigd. Dit is Gods wil en David had het bij het rechte eind.


Eigen vertaling van de overdenking bij 24 april uit 'For the Love of God - Volume 1'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1998 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume I is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume I. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten