woensdag 6 november 2013

Want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid (Ps. 136)


2 Koningen 19; Hebreeën 1; Hosea 12; Psalmen 135-136

Bepaalde Psalmen schenken ons een glimp van de eredienst van het oude Israël, en Psalm 136 is daar een van. Waarschijnlijk werd dit in beurtzangen gezongen: ofwel een beperkt deel van het koor, of een deel van de vergadering in de tempel zou de leidende zin van elke cyclus zingen, en de hele vergadering zou uitbarsten en antwoorden met ‘want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid’.

De vergelijking tussen 136:18-22 en 135:10b-12 suggereert dat bepaalde andere psalmen ook op deze manier gezongen werden. In de Joodse traditie staat deze psalm bekend als de Grote Hallel, ‘de Grote Psalm van Lofprijs’. Het refrein zelf bejubelt Gods ‘liefde’: het Hebreeuwse woord is ‘hesed’, dat bijzonder moeilijk consequent met één Nederlands (of Engels) woord kan weergegeven worden.

De (Engelstalige) King James Version opteert bijvoorbeeld voor ‘steadfast love’ (De meeste Nederlandse vertalingen kiezen hier voor ‘goedertierenheid’, NBV opteert voor ‘trouw’ en Willibrord voor ‘liefde’, JL). Het is verbonden met Gods trouw aan het verbond, en in diverse contexten kan het naar behoren weergegeven worden als ‘genade’, liefde’, zelfs ‘verbondstrouw’ – met ondertonen van een wederkerige verplichting.

Wat deze psalm zo diepzinnig maakt is niet de compactheid van het refrein maar zijn verbinding met een uitgebreide bewijsgrond – bewijs dat Gods goedertierenheid eeuwig duurt. De psalm spreekt over Gods karakter (136:1), de uitgestrektheid van zijn soevereiniteit (136:2-3), zijn creatieve kracht (136:4-9), de buitengewone bewijzen van zijn sterkte toen Hij zijn volk uit Egypte verloste (136:10-22), en zijn genade die Hij evenzeer bewees aan zijn uitverkorenen als aan elk schepsel dat onder de hemel voedsel nodig heeft (136:23-25).

Vergelijk deze specificiteit met een aantal hedendaagse lofgezangen die ons eindeloos oproepen om de Heer te prijzen, zonder dat ze ons duidelijk maken waaróm we de Heer zouden moeten prijzen, of ons misschien maar een reden of twee geven.

Die lofgezangen neigen er vaak naar de nadruk te leggen op de lofprijs; hier ligt de nadruk op Degene die geprezen wordt, zodat de aanbidding het aroma heeft van niets meer te zijn dan de onvermijdelijke respons op een zo geweldige God. Het ene focust op wat wij doen, het andere op wie God is en wat Hij heeft gedaan.

Enkele slotoverdenkingen:

(1) De uitdrukking ‘looft’ of ‘prijst’ (Eng.: ‘give thanks’) waarmee de eerste drie verzen en het laatste beginnen, suggereert meer dan een gewone ‘heel erg bedankt’. Het heeft te maken met ‘belijden’ (in de oudmodische betekenis), ‘erkennen’ (met bedachtzame Godgerichtheid), met dankbare aanbidding.

(2) Deze God duldt geen rivalen. Hij is de God der goden, de Heer der heren (136:2, 3).

(3) Gevormd als ze zijn door het pluralisme, vinden onze oren het vreemd het refrein ‘want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid’ toe te voegen bij zinnen als ‘die grote koningen versloeg’ en ‘Farao met zijn leger in de Schelfzee stortte’. Maar deze daden waren uitdrukkingen van Gods verkiezende liefde voor zijn uitverkoren volk. De notie dat God alle mensen op precies dezelfde manier en in elk opzicht liefheeft, vindt maar weinig grond in de Schrift.


Eigen vertaling van de overdenking bij 6 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten