donderdag 14 november 2013

De Here HERE heeft gesproken, – wie zou niet profeteren? (Amos 3)


1 Kronieken 3-4; Hebreeën 9; Amos 3; Psalmen 146-147
Hier sta ik stil bij twee thema’s uit Amos 3:

(1) ‘U alleen heb Ik gekend uit alle geslachten van het aardrijk; daarom zal Ik al uw ongerechtigheden aan u bezoeken’ (3:2). De basisstelling is eenvoudig: voorrechten brengen verantwoordelijkheid met zich mee. Maar de kwestie gaat dieper, minstens langs twee sporen.

(a) Het specifieke voorrecht hier is uitverkoren zijn om God te kennen en door Hem gekend te worden – en alle kennis van deze God houdt nabijheid tot heiligheid in. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat dit voorrecht straf op de zonden met zich mee brengt.

(b) Maar dit is in ieder geval een voorrecht op zich. Zonde die wordt gekoesterd leidt uiteindelijk tot veroordeling en verderf; bestrafte zonde kan leiden tot bekering en berouw, waar de Heer ook naar op zoek is.

Deze tekst sluit absoluut de visie uit dat uitverkiezing door God zou betekenen dat je vrijgesteld bent van gehoorzaamheid en trouw aan Hem, of dat God de grote suikeroom is in de lucht. Zoals J.A. Motyer het stelde: ‘Bijzondere voorrechten, bijzondere verplichtingen; bijzondere genade, bijzondere heiligheid; bijzondere openbaring, bijzondere nauwgezetheid; bijzondere liefde, bijzonder aanspreekbaar… De kerk van God ontkomt nooit aan de risico’s van zijn uniciteit.’

(2) De opeenvolging van retorische vragen in de verzen 3-5 kan in westerse ogen aanvankelijk irrelevant lijken. Maar ongetwijfeld waren ze Amos’ manier om zijn boodschap over te brengen aan toehoorders die zowel tegenover hem als zijn boodschap vijandig stonden. In een cultuur die houdt van raadsels en spreuken, namen zijn vragen hen mee in zijn gedachtegang, nog voor ze doorhadden wat er werkelijk aan de gang was.

De les wordt duidelijker met elke nieuwe vraag: gebeurtenissen hebben oorzaken. Als mensen elkaar ontmoeten en samengaan, is het omdat ze het eens waren om zo te handelen. Als een leeuw brult, is het omdat hij zijn prooi heeft gedood. Als een klapnet dichtklapt, is het omdat een of andere vogel of een dier daar aanleiding toe gaf. Als een waarschuwingsbazuin klinkt, is het omdat een gevaarlijke vijand gesignaleerd werd. Gebeurtenissen hebben oorzaken.

Op die manier komt hij tot twee lessen.

(a) Als een ramp een stad treft, dan moet God daar achter zitten (3:6). Natuurlijk zijn er veel secundaire oorzaken, maar uiteindelijk is het God zelf die er achter zit. Amos gelooft niet in toeval, tegenslag, of een eindige God die zo nu en dan een uitschuiver maakt. Hij gelooft in voorzienigheid – en geloven in voorzienigheid betekent geloven dat God in rampen de taal van waarschuwing of oordeel spreekt.

(b) De waarschuwingen die God geeft komen overeen met reële gevaren. De hoorn schalt om te waarschuwen voor een echte vijand. God kan genadige waarschuwingen uiten via zijn knechten, de profeten (3:7) – en dergelijke waarschuwingen zijn geen gebakken lucht, of slechts religieus gewauwel, maar waarschuwingslampen die overeenkomen met dreigend gevaar.

Dus bekeer je: ‘De leeuw heeft gebruld, – wie zou niet vrezen?’ En schiet niet op de boodschapper: ‘De Here HERE heeft gesproken, – wie zou niet profeteren?’ (3:8).


Eigen vertaling van de overdenking bij 14 november uit 'For the Love of God - Volume 2'. Dit is een dagboek door D.A. Carson, uitgegeven in 1999 door Crossway Books. Volumes van het dagboek kunnen in het Engels online gevolgd worden via de blog For the Love of God (The Gospel Coalition). For the Love of God volume II is beschikbaar in pdf-formaat voor gratis download via deze link naar For the Love of God Volume II. Met toestemming overgenomen van Crossway, de uitgeverstak van Good News Publishers, Wheaton, IL 60187, www.crossway.org Rechten Nederlandse vertaling: Jan Leplae – Niets van deze vertaling mag overgenomen worden zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten